Het Nederlandse leger capituleerde op
14 mei 1940, na 5 dagen van gewapend verzet.
Vrijwel onmiddellijk
nam de bezetter de eerste anti-Joodse maatregelen, om de Joden af te zonderen van de rest van de bevolking.
Hoe reageerde die “rest”?
In een aantal kranten en in kerken werd geprotesteerd. De Duitsers verboden daarop de publicatie van
artikelen over Joodse aangelegenheden. Op sommige universiteiten lieten studenten hun afkeuring blijken van het
ontslag van Joodse hoogleraren,
november 1940. In reactie daarop sloot de
Sipo de TH in
Delft. Op de Rijksuniversiteit van
Leiden hield professor
R.P. Cleveringa een indrukwekkende rede waarin hij protesteerde tegen
deze uitsluitingen. Maar daar bleef het wel zo’n beetje bij.
In
februari 1941 lokten Nederlandse nazi-sympathisanten anti-Joodse rellen uit in
Amsterdam, daarbij gesteund door het Duitse gezag.
Daarmee begon het eerste - en enige - massale protest tegen de anti-Joodse maatregelen in Nederland.
De directe aanleiding voor deze rellen was het optreden, op
9 februari,
van Joodse artiesten in het
Alcazar Cabaret aan het
Thorbeckeplein.
Leden van de WA (Weer Afdeling, de geüniformeerde en licht bewapende militie van de NSB) en
Duitse soldaten gooiden fietsen door de ramen en sloegen de inboedel kort en klein. Vervolgens trokken ze
naar de nabije Joodse wijk, meestal aangeduid als de Jodenhoek, waar ze voorbijgangers molesteerden
en huizen plunderden. Op het
Waterlooplein,
het centrum van de Jodenhoek, braken zware gevechten uit. Omdat de politie hun geen bescherming bood
tegen deze WA-benden, begonnen de Joden in de Jodenhoek zelf knokploegen te formeren. Zij kregen
daarbij steun van hun niet-Joodse buren en van arbeiders uit wijken in de nabijheid, zoals
Kattenburg en de
Jordaan.
De knokploegen waren bewapend met stokken en fietskettingen.
Op
11 februari drongen ’s avonds opnieuw WA mannen de Jodenhoek binnen. Weer ontstonden er
straatgevechten. Een WA man,
Hendrik Koot, raakte
daarbij zwaar gewond. Volgens een verklaring van een Joods knokploeglid werd
Koot geraakt door een ijzeren ketting en daarna een aantal malen
in zijn gezicht geschopt. Hij overleed
drie dagen later aan zijn verwondingen. De Duitsers en de NSB buitten deze dramatische gebeurtenis
graag uit voor hun propaganda: bleek hieruit niet duidelijk hoe gevaarlijk deze Joodse terroristen waren?
In de NSB-krant
Het Nationale Dagblad werd een foto afgedrukt van drie van deze “terroristen”,
bewapend met stokken en bijlen. In feite betrof het hier echter willekeurig aangehouden jongens die alleen
voor de foto wapens in hun handen gedrukt hadden gekregen.
Op
12 februari sloot de
Orpo de Jodenhoek af met schuttingen en prikkeldraad,
en werden de
bekende borden “
Judenviertel / Joodsche Wijk” geplaatst. Joodse huizen werden op wapens doorzocht.
Diezelfde dag kreeg de diamantair
Abraham Asscher opdracht een “Joodsche Raad voor
Amsterdam” te formeren, die de rust in de stad moest helpen herstellen.
Op
17 februari werd
Koot met veel vertoon
begraven. Er is een foto van
de begrafenisstoet, waarin door paarden getrokken koetsen en een groot aantal WA mannen in hun
zwarte uniformen langs de
Amstel trekken.
Twee dagen later deed zich een nieuw gewelddadig incident voor. Een peloton van de
Grüne Polizei”
patrouilleerde in de
Van Woustraat en ging de ijssalon
Koko (of Koco) binnen. De Joodse eigenaars spoten de politiemannen een bijtende vloeistof in het
gezicht. Verschillende mensen werden gearresteerd. Dit incident maakte grote indruk op de bezetters.
Rauter schreef een rapport in felle bewoordingen aan
Himmler over de incidenten in de Jodenhoek.
De Duitsers kwamen met een passend antwoord op deze provocaties op
22 en 23 februari.
Er werd een grote razzia gehouden op het
Jonas Daniël Meijerplein,
de eerste in Nederland.
600 man van de
Orpo, gewapend met machinegeweren, vernederden en mishandelden Joden.
389 mannen werden opgepakt en afgevoerd naar het interneringskamp
Schoorl, zo’n 50 km ten noorden van
Amsterdam. Enkele dagen later werden zij op transport
gesteld naar het concentratiekamp
Buchenwald,
waar velen van hen omkwamen. Degenen die na 4 maanden nog leefden, werden gedeporteerd van
Buchenwald naar
KZ Mauthausen.
Daar stierven allen op één na aan martelingen en uitputting.
"Protesteert tegen de afschuwelijke Jodenvervolgingen!!!" stond in de kop van een pamflet dat op
25 februari
werd verspreid en waarin de arbeiders van allerlei verschillende bedrijven werden opgeroepen tot een proteststaking.
"Organiseert in alle bedrijven de protest-staking!!!"
"Vecht eensgezind tegen deze terreur!!!"
"Eist de onmiddellijke vrijlating van de gearresteerde Joden!!!"
"Eist de ontbinding van de W.A-terreurgroepen!!!"
"Organiseert in de bedrijven en in de wijken de zelfverdediging!!!"
"Weest solidair met het zwaar getroffen Joodse deel van het werkende volk!!!"
"Onttrekt de Joodse kinderen aan het nazi-geweld, neemt ze in Uw gezinnen op!!!"
Het initiatief kwam van linkse oppositiegroeperingen als de voormalige Communistische Partij van Nederland.
Aan de oproep gaven duizenden arbeiders gehoor in
Amsterdam,
maar ook in omringende plaatsen als
Zaandam, Haarlem,
Hilversum, Weesp.
Er reden geen trams door
Amsterdam, maar arbeiders
verzamelden zich op de
Dam en de
Noordermarkt in het centrum van de stad. Een unieke manifestatie
van solidariteit. De Duitse bezetters werden er volledig door verrast. Maar zij voerden een aantal charges
uit om de menigten te verspreiden en tegen half acht ’s avonds keerde de rust weer. Ongeveer 200
mensen werden gearresteerd en mishandeld in het
Lloyd Hotel. Op
27 februari
was de staking voorbij.
Op
13 maart 1941 werden 3 stakers, samen met 15 leden van de illegale
verzetsgroep “De Geuzen” na
een schijnproces terechtgesteld door een vuurpeloton. De Nederlandse dichter
Jan Campert schreef een gedicht over deze executie “De achttien dooden”.
Campert stierf later in het concentratiekamp
Neuengamme onder onduidelijke omstandigheden.
Het nieuws uit
Buchenwald maar vooral uit
Mauthausen over zovele sterfgevallen in de daaropvolgende
maanden, maakte een enorme indruk op de Nederlanders. Van massaal verzet was na de dramatische
gebeurtenissen van
februari 1941 nergens meer sprake.
Bronnen:
J.C.H. Blom e.a.,
Geschiedenis van de Joden in Nederland, ed. Olympus, Den Haag, 2004
Dr J Presser,
Ondergang, ed. Staatsuitgeverij, ’s-Gravenhage, 1965
J. Dankers & J. Verheul,
39/45, Bezet gebied dag in dag uit, ed. Het Spectrum B.V., Utrecht / Antwerpen 1985
Wolf Kielich en Jacob Zwaan,
Aanzien 40-45, ed. Amsterdam Boek BV, Amsterdam 1975
Dr L. de Jong,
Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 8, Gevangenen en gedeporteerden,
ed. Martinus Nijhof, ’s Gravenhage 1978
Jerry Meents, USA,
Verklaring van zijn vader die deelnam aan de gevechten in Amsterdam op de avond van 11 februari 1941
© ARC 2005