ARC Main Page Belzec Kampgeschiedenis Het Gerstein-rapport

Gerstein’s verklaring in Nederland

Laatste Update 23 augustus 2006





Kurt Gerstein
Behalve naar de Zweedse autoriteiten, de geallieerden en het Vaticaan, heeft Kurt Gerstein ook een poging gedaan via Nederland zijn bevindingen in de vernietigingskampen wereldkundig te maken. Hij maakte hiertoe gebruik van zijn vriendschap met J.H. Ubbink te Doesburg, die hij kende uit de protestantse jeugdbeweging.
In februari 1943 kreeg Ubbink in Berlijn van Gerstein nauwkeurige bijzonderheden te horen over de gaskamers. Ubbink geloofde deze verhalen aanvankelijk niet, maar gaf ze toch door aan een bekende uit de illegaliteit, Cornelis van der Hooft, medewerker van de “Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers”, en van het illegale blad Trouw.
Op 25 maart 1943 schreef Van der Hooft een verslag van Gerstein’s waarnemingen op in Varsseveld. Echter ook Van der Hooft vertrouwde de kwestie niet. Hij besloot, na overleg met collega’s van Trouw, het verslag niet naar de redactie te sturen. Zodoende faalde Gerstein ook deze opzet om zijn bevindingen wereldkundig te maken.

De verklaring die door Van der Hooft werd geschreven, is bewaard gebleven. Het manuscript is te vinden op het Internet.
ARC publiceert het verslag, - waarin opmerkelijke afwijkingen met het Duitse rapport voorkomen -, hier in hedendaagse spelling:


Tötungsanstalten in Polen.



Het hieronder volgend relaas in al zijn afschuwelijkheid, fabelachtige ruwheid en wreedheid is vanuit Polen tot ons gekomen, met het dringende verzoek, de mensheid hierover te willen inlichten. Voor de waarheid ervan wordt door een hooggeplaatst Duits SS-officier borg gestaan, die onder ede en met verzoek tot publicatie de volgende verklaring heeft afgelegd:

Naar aanleiding van gesprekken, welke ik voerde met Duitse officieren, welke in Polen en Rusland dienden hoorde ik de meest fantastische gruwelverhalen, en toen daarop het plotseling overlijdensbericht van mijn krankzinnige schoonzusje ontvangen werd, besloot ik niet eerder te rusten voor ik ontdekt had, wat er van de gruwelverhalen en het doden van krankzinnigen waar was. Al mijn pogen was nu om met vooraanstaande SS-lieden in Polen in contact te komen en hun volkomen vertrouwen te winnen. Na maanden is het mij alzo gelukt, toestemming te krijgen om 2 zgn. Tötungsanstalten te bezoeken. De eerste, welke ik bezocht bevindt zich te Belsjek [Belzec, ARC] aan de weg Lemberg-Lublin; de tweede te Treblinka ongeveer 80 km ten noorden van Warschau. Twee andere bevinden zich nog in Polen, maar het is mij nog niet gelukt hierin toegang te verkrijgen. De twee voornoemde Anstalten liggen in eenzame bos- en heidestreken. Zij onderscheiden zich van buiten gezien niet van de gewone concentratiekampen. Een houten poort, met het een of andere opschrift eindigend op “Heim”, doet de voorbijganger geen moordhok vermoeden.
Uit alle bezette gebieden van Europa komen de treinen met slachtoffers binnen. Zij bestaan uit beestenwagens, waarvan de raampjes met prikkeldraad zijn afgezet, in iedere wagen bevinden zich 120 personen. Bij normale weersgesteldheid komt ongeveer 90% levend aan ofschoon het één keer voorgekomen is, dat vorige zomer bij gebrek aan water 50% gestorven was. Indien de wagens in het kamp zijn aangekomen, worden de mensen er met de zweep uitgeranseld en worden dan in de omliggende barakken geranseld en daarin opgesloten. De andere dag of enkele dagen later, al na dat de toevoer is geweest, worden er 700 - 800 mensen op een binnenplaats samengedreven. Men wordt dan bevolen zich geheel uit te kleden, kleren moeten netjes op een hoop gelegd worden terwijl de schoenen op rij naast elkaar gezet moeten worden. Geheel naakt worden nu mannen, vrouwen en kinderen in een lange door prikkeldraad afgezette doorgang gedreven. Oekraïense misdadigers beginnen nu de vrouwen en mannen de haren af te knippen en scheren, het haar wordt zorgvuldig verzameld en doet later dienst voor “Dichtungen” van U-boten. Vele uren moeten de ongelukkigen op deze manier in de bitterste koude of de brandende zon staan. Wanneer sommige uitgeput door felle koude of verzengende warmte ineenzijgen, striemen de beulen met hun zwepen de naakte lichamen dier stumpers. Het leed en ellende, hetwelk zich in deze gangen afspeelt, tart iedere beschrijving. Moeders trachten hun naakte zuigelingen aan haar naakte lichamen te verwarmen. Gesproken wordt er hoegenaamd niet, alleen de ogen der ongelukkigen spreken een naamloze smart en een doffe berusting. De corridor loopt uit op een ijzeren deur van een stenen gebouw. De deur wordt geopend en de 700 - 800 ten dode gedoemden worden met de zweep naar binnen geranseld tot ze als haringen in een ton gepakt zich niet meer kunnen bewegen. Een jongetje van drie jaar, dat weer naar buiten vluchtte werd met zweepslagen opgevangen en teruggedreven. Daarop werden de deuren hermetisch gesloten. Buiten het gebouw wordt nu een grote tractor in werking gesteld, waarvan de uitlaat in het gebouw uitkomt, door een glazen ruitje mocht ik nu van buiten af de uitwerking in de binnenzijde op de slachtoffers waarnemen. Opeengehoopt stonden de stakkers hun laatste ogenblik af te wachten, er was geen paniek, geen gekrijs, doch slechts een zwak gemurmel klonk naar buiten door, alsof er een gezamenlijk gebed tot de hemel opsteeg. Binnen het uur waren allen dood. Schuiframen werden van buitenaf opengetrokken zodat het aanwezige koolmonoxyde kon ontsnappen. Na een half uur kwamen een aantal Joden – zij hebben aan het nu aanvangend lugubere werk hun leven te danken – zij openen een achterdeur en moeten de lijken der vergasten eruit nemen, alvorens deze nu naar de klaargemaakte kalkputten te brengen moeten zij de ringen van de vingers nemen en de monden openen en indien gouden tanden aanwezig zijn deze eruit breken. In iedere Anstalt wordt het aantal Tötungen statistisch bijgehouden. Per dag, dit is per 24 uur worden 3 tot 4 Tötungen doorgevoerd. Dit bedraagt dus voor de 4 Anstalten gezamenlijk per dag 8 - 9000 doden. In totaal zijn op deze wijze reeds 6 ½ miljoen mensen omgebracht, waarvan 4 miljoen Joden en 2 ½ miljoen krankzinnigen en zgn. Deutschfeindlichen. Het programma omvat 16 ½ miljoen mensen, dat zijn alle Joden uit de bezette gebieden en alle Poolse en Tsjechische intellectuelen. Van hogerhand wordt momenteel op spoed aangedrongen en de mogelijkheid onder het oog gezien een meer efficiënte wijze van doden te vinden. Cyaangas is voorgesteld geworden, doch schijnt tot heden nog niet toegepast te zijn, zodat nog steeds op de reeds omschreven cynische wijze gedood wordt.

25 Maart 1943


Bronnen:
L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, Deel 7, mei ’43 – juni ’44, eerste helft, Staatsuitgeverij ’s-Gravenhage 1976.
http://w3.msi.vxu.se/~pku/Historia/Gerstein

© ARC 2006