|
Kurt Gerstein |
Behalve naar de Zweedse autoriteiten, de geallieerden en het Vaticaan, heeft Kurt Gerstein ook
een poging gedaan via Nederland zijn bevindingen in de vernietigingskampen wereldkundig te
maken. Hij maakte hiertoe gebruik van zijn vriendschap met
J.H. Ubbink te
Doesburg,
die hij kende uit de protestantse jeugdbeweging.
In
februari 1943 kreeg
Ubbink in
Berlijn van Gerstein nauwkeurige bijzonderheden te horen
over de gaskamers.
Ubbink geloofde deze verhalen
aanvankelijk niet, maar gaf ze toch door aan een bekende uit de illegaliteit,
Cornelis van der Hooft, medewerker van de “
Landelijke
Organisatie voor Hulp aan Onderduikers”, en van het illegale blad
Trouw.
Op
25 maart 1943 schreef
Van der
Hooft een verslag van Gerstein’s waarnemingen op in
Varsseveld.
Echter ook
Van der Hooft vertrouwde de kwestie niet.
Hij besloot, na overleg met collega’s van
Trouw, het verslag niet naar de redactie te
sturen. Zodoende faalde Gerstein ook deze opzet om zijn bevindingen wereldkundig te maken.
De verklaring die door
Van der Hooft werd geschreven, is
bewaard gebleven. Het manuscript is te vinden op het Internet.
ARC publiceert het verslag, - waarin opmerkelijke afwijkingen met het Duitse rapport voorkomen -,
hier in hedendaagse spelling:
Tötungsanstalten in Polen.
Het hieronder volgend relaas in al zijn afschuwelijkheid, fabelachtige ruwheid en wreedheid is
vanuit Polen tot ons gekomen, met het dringende verzoek, de mensheid hierover te willen inlichten.
Voor de waarheid ervan wordt door een hooggeplaatst Duits SS-officier borg gestaan, die
onder ede en met verzoek tot publicatie de volgende verklaring heeft afgelegd:
Naar aanleiding van gesprekken, welke ik voerde met Duitse officieren, welke in Polen en Rusland
dienden hoorde ik de meest fantastische gruwelverhalen, en toen daarop het plotseling
overlijdensbericht van mijn krankzinnige schoonzusje ontvangen werd, besloot ik niet eerder
te rusten voor ik ontdekt had, wat er van de gruwelverhalen en het doden van krankzinnigen
waar was. Al mijn pogen was nu om met vooraanstaande SS-lieden in Polen in contact te komen
en hun volkomen vertrouwen te winnen. Na maanden is het mij alzo gelukt, toestemming te krijgen
om 2 zgn.
Tötungsanstalten te bezoeken. De eerste, welke ik bezocht bevindt
zich te
Belsjek [Belzec, ARC] aan de weg
Lemberg-Lublin; de tweede te
Treblinka ongeveer 80 km ten noorden van
Warschau. Twee andere bevinden zich nog in
Polen, maar het is mij nog niet gelukt hierin toegang te verkrijgen. De twee voornoemde
Anstalten liggen in eenzame bos- en heidestreken. Zij onderscheiden zich van buiten
gezien niet van de gewone concentratiekampen. Een houten poort, met het een of andere opschrift
eindigend op “Heim”, doet de voorbijganger geen moordhok vermoeden.
Uit alle bezette gebieden van Europa komen de treinen met slachtoffers binnen. Zij bestaan uit
beestenwagens, waarvan de raampjes met prikkeldraad zijn afgezet, in iedere wagen bevinden
zich 120 personen. Bij normale weersgesteldheid komt ongeveer 90% levend aan ofschoon het
één keer voorgekomen is, dat vorige zomer bij gebrek aan water 50% gestorven
was. Indien de wagens in het kamp zijn aangekomen, worden de mensen er met de zweep uitgeranseld
en worden dan in de omliggende barakken geranseld en daarin opgesloten. De andere dag of enkele
dagen later, al na dat de toevoer is geweest, worden er 700 - 800 mensen op een binnenplaats
samengedreven. Men wordt dan bevolen zich geheel uit te kleden, kleren moeten netjes op een hoop
gelegd worden terwijl de schoenen op rij naast elkaar gezet moeten worden. Geheel naakt worden
nu mannen, vrouwen en kinderen in een lange door prikkeldraad afgezette doorgang gedreven.
Oekraïense misdadigers beginnen nu de vrouwen en mannen de haren af te knippen en
scheren, het haar wordt zorgvuldig verzameld en doet later dienst voor “
Dichtungen” van
U-boten. Vele uren moeten de ongelukkigen op deze manier in de bitterste koude of de brandende
zon staan. Wanneer sommige uitgeput door felle koude of verzengende warmte ineenzijgen,
striemen de beulen met hun zwepen de naakte lichamen dier stumpers. Het leed en ellende, hetwelk
zich in deze gangen afspeelt, tart iedere beschrijving. Moeders trachten hun naakte zuigelingen aan
haar naakte lichamen te verwarmen. Gesproken wordt er hoegenaamd niet, alleen de ogen der
ongelukkigen spreken een naamloze smart en een doffe berusting. De corridor loopt uit op een
ijzeren deur van een stenen gebouw. De deur wordt geopend en de 700 - 800 ten dode gedoemden
worden met de zweep naar binnen geranseld tot ze als haringen in een ton gepakt zich niet meer
kunnen bewegen. Een jongetje van drie jaar, dat weer naar buiten vluchtte werd met zweepslagen
opgevangen en teruggedreven. Daarop werden de deuren hermetisch gesloten. Buiten het
gebouw wordt nu een grote tractor in werking gesteld, waarvan de uitlaat in het gebouw uitkomt,
door een glazen ruitje mocht ik nu van buiten af de uitwerking in de binnenzijde op de slachtoffers
waarnemen. Opeengehoopt stonden de stakkers hun laatste ogenblik af te wachten, er was geen
paniek, geen gekrijs, doch slechts een zwak gemurmel klonk naar buiten door, alsof er een
gezamenlijk gebed tot de hemel opsteeg. Binnen het uur waren allen dood. Schuiframen werden
van buitenaf opengetrokken zodat het aanwezige koolmonoxyde kon ontsnappen. Na een half
uur kwamen een aantal Joden – zij hebben aan het nu aanvangend lugubere werk hun leven te
danken – zij openen een achterdeur en moeten de lijken der vergasten eruit nemen, alvorens deze
nu naar de klaargemaakte kalkputten te brengen moeten zij de ringen van de vingers nemen en de
monden openen en indien gouden tanden aanwezig zijn deze eruit breken. In iedere
Anstalt
wordt het aantal
Tötungen statistisch bijgehouden. Per dag, dit is per 24 uur
worden 3 tot 4
Tötungen doorgevoerd. Dit bedraagt dus voor de 4
Anstalten
gezamenlijk per dag 8 - 9000 doden. In totaal zijn op deze wijze reeds 6 ½ miljoen mensen
omgebracht, waarvan 4 miljoen Joden en 2 ½ miljoen krankzinnigen en zgn.
Deutschfeindlichen. Het programma omvat 16 ½ miljoen mensen, dat zijn alle
Joden uit de bezette gebieden en alle Poolse en Tsjechische intellectuelen. Van hogerhand wordt
momenteel op spoed aangedrongen en de mogelijkheid onder het oog gezien een meer efficiënte
wijze van doden te vinden. Cyaangas is voorgesteld geworden, doch schijnt tot heden nog niet
toegepast te zijn, zodat nog steeds op de reeds omschreven cynische wijze gedood wordt.
25 Maart 1943
Bronnen:
L. de Jong,
Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, Deel 7,
mei ’43 – juni ’44, eerste helft, Staatsuitgeverij ’s-Gravenhage 1976.
http://w3.msi.vxu.se/~pku/Historia/Gerstein
© ARC 2006