|
Opel Blitz |
De
RSHA afdeling II D 3a was verantwoordelijk voor de bouw, het gebruik, de chauffeurs en het onderhoud,
incl. reserveonderdelen, van de gaswagens. Tijdens WO2 waren verschillende types in gebruik: kleine met een laadvermogen
van ruim 3 ton voor ongeveer 50 mensen (
Diamond,
Opel Blitz, en
Renault) en grotere met
een laadvermogen van ongeveer 5 ton voor zo’n 70 slachtoffers (
Saurer). De wagens hadden een luchtdichte
laadruimte en leken op verhuiswagens. Via een verwijderbare slang konden de uitlaatgassen naar de laadruimte worden
geleid. Met een getraliede lamp kon men het interieur verlichten.
SS-Obersturmbannführer
Walter Rauff was belast met het
beheer van alle
Gestapo voertuigen, inclusief de gaswagens.
Vóór ze werden vergast moesten de slachtoffers al hun waardevolle spullen afgeven. Daarna moesten
zij zich uitkleden en gingen ze de gaswagens
binnen. De beide deuren aan het eind van de wagen gingen
op slot en de slang werd bevestigd aan de uitlaat. Om de naakte slachtoffers tot rust te brengen werd enkele minuten
lang een lamp aangedaan. Daarna startte de chauffeur de motor en liet die een minuut of tien stationair draaien.
In die tijd produceerde de motor genoeg koolmonoxidegas om de slachtoffers te verstikken. Dicht op elkaar gepakt
als ze stonden was het toch al benauwd in de ruimte. Als het schreeuwen en bonzen was opgehouden, reed de
schauffeur zijn lading naar de lijkverbrandingsplaats. Daar moesten Joodse mannen, die na afloop niet in leven zouden
mogen blijven, de lijken uitladen en verbranden.
|
Saurer |
|
Gas Trailer |
Gaswagens werden op grote schaal gebruikt door de
Einsatzgruppen in Wit-Rusland
en de Oekraïne. Hier werden tussen de 250.000 and 300.000 mensen, voornamelijk Joden, gedood door het gebruik
van deze wagens. Zo verloren duizenden Joden uit het
getto van Minsk het leven in
gaswagens die waren gestationeerd in het vernietigingskamp
Maly Trostinec, 12 km ten ZW van
Minsk.
Eberhard von Thadden, ambtenaar op het ministerie van Buitenlandse Zaken,
die
Franz Rademacher opvolgde als hoofd van de afdeling Joodse Zaken,
legde in zijn dagboek het bezoek vast van een delegatie van de Italiaanse fascistische partij aan
Generalkommissar
Wilhelm Kube in
Minsk op
15 mei 1943.
Kube toonde de bezoekers
een kerk, in gebruik als pakhuis. De dagboekaantekeningen vervolgen:
"
De Italianen informeerden naar de pakjes en koffers die in de kerk lagen opgestapeld.
Kube verklaarde dat dit alles was dat nog over was van de Joden die
hierheen waren gedeporteerd uit Minsk. Daarna liet hij hun een gaskamer
zien waarin naar hij zei Joden waren vergast. De fascisten waren diep geschokt."
Tenminste 152.000 mensen werden vergast in het vernietigingskamp
Chelmno bij
Lodz. Verder waren er ook proeven in het vernietigingskamp
Belzec.
SS-Oberscharführer
Lorenz Hackenholt en
Siegfried Graetschus, bouwden daar onder supervisie van
Christian Wirth, een grijsgeverfde
vrachtwagen van de posterijen om in een mobiele gaskamer. In het interneringskamp
Sajmiste (Semlin) in
Zemun aan de Donau
werden 6.280 Joden gedood door een
Sonderkommando dat van gaswagens gebruik maakte.
De bekende foto’s van een
Magirus wagen die na de oorlog werd gevonden in
Kolo, tonen mogelijk geen gaswagen,
blijkens de volgende correspondentie:
Onderzoek naar de moord op de Joden uit Gombin
Leon Zamosc
Datum:
25 augustus 1995
Onderwerp: Gaswagens,
Chelmno
Van:
Leon Zamosc
Ik ben op zoek naar een foto of andere afbeelding van de gaswagens, in gebruik in
Chelmno en andere plaatsen. Heeft iemand iets gezien in een boek of ergens
anders? Ik heb ook belangstelling voor foto’s van het kamp
Chelmno camp. Iedere verwijzing is welkom.
Leon Zamosc
Universiteit van California,
San Diego
lzamosc@weber.ucsd.edu
Datum:
11 oktober 1995
Onderwerp: Re: Gaswagens in
Chelmno
Van:
Jerzy Halbersztadt
Dr.
Leon Zamosc toonde een paar weken geleden belangstelling
voor een grafische afbeelding van de gaswagens, gebruikt in
Chelmno.
Ik heb wat speurwerk verricht (met hulp van
Marek Jannasz) en dit zijn de resultaten:
|
Magirus Wrak #1 |
|
Magirus Wrak #2 |
De zaak van het
Chelmno vernietigingskamp werd onderzocht door de
Hoofd Commissie voor het Onderzoek van Duitse Misdaden in Polen (zo heette de commissie bij haar start), die
haar werk begon in
mei 1945. De commissie kreeg de informatie dat in de stad
Kolo (ca. 12 km van
Chelmno)
in de voormalige fabriek van
Ostrowski een vrachtwagen zou staan die volgens getuigen was gebruikt in het
vernietigingskamp in
Chelmno. De vrachtwagen werd gevonden,
gefotografeerd en onderzocht.
De foto’s die toen zijn gemaakt, zijn ter inzage in het archief van de Hoofd Commissie in
Warschau (volgnummers 47398, 47396, 47397, 47399; de beste is 47398).
Het bijschrift bij deze foto’s luidt nog steeds: "een wagen om mensen te doden met uitlaatgassen in
Chelmno". Eén van deze foto’s is afgedrukt in
Fleming's boek "Hitler and the Final Solution" met de mededeling
dat het een foto betreft van een gaswagen gebruikt in
Chelmno.
|
Magirus Wrak #3 |
|
Magirus Wrak #4 |
Ondanks deze bijschriften tonen de foto’s geen gaswagen die in het vernietigingskamp
Chelmno is gebruikt. Dat wordt duidelijk uit de verklaringen van
Poolse getuigen die eveneems worden bewaard in het archief van de Hoofd Commissie (collectie "Ob", dossier 271 en andere).
Getuigen aan wie de wagen werd getoond die in
Kolo was gefotografeerd,
bevestigden niet dat deze gaswagen was gebruikt in
Chelmno om mensen te
doden. Sommigen verklaarden slechts dat hij leek op die, beschreven in hun getuigenissen, maar niet zezelfde. De meesten
antwoordden desgevraagd: “Deze heb ik niet gezien.” Het onderzoek van de vrachtwagen in de
Ostrowski fabriek,
uitgevoerd op
13 november 1945 door rechter
J.
Bronowski, bevestigde niet de aanwezigheid van enig onderdeel van een vergassingssysteem in de gesloten
vloer van de wagen. De getuigen noemden deze wagen een “pantechnicon” wagen (een vrachtwagen voor meubeltransport).
Hij werd geproduceerd door de
Magirus-Werke met een diesel type motor van
Deutz. Op de plaat op
de motor staat te lezen: “
Humboldt-Deutz A.G. Magirus-Werke Ulm
(Donau) Baujahr
1939 Lieferdat 739 Abn-Stempel. Fahrgestell Nr. 9282/38 Nutzlast
kg 2700 Fahrgestell-Baumuster 023. Eigengewicht 4980 kg. Motor Baumuster FoM 513 zul. Gesamtgew. 7900 Leistung P.S.
105 cm
3 7412. Zulässige Achsendrücke vorn kg 2400 hinten 5500."
De dikte van de houten wanden van de laadruimte was 7 cm, die van de deur 8 cm. De wanden, de deur, het plafond en de
vloer waren bekleed met een 2 mm dikke ijzeren plaat. De wagen was loodgrijs geschilderd. Onder deze verf was op het
portier van de cabine te lezen: “
Otto Koehn Spedition Ruf 516
Zeulen
... da i.TH".
Ik noem al deze details om verdere commentaren op de geschiedenis van deze vrachtwagen uit te lokken. Ik heb
het gevoel dat er enkele onduidelijkheden in het verhaal zitten. Niemand kon vertellen waarvoor deze vrachtauto werd
gebruikt. Zijn deur was afgeschermd met geïmpregneerd zeildoek. Waarom? Sommige getuigen hadden deze
vrachtauto waargenomen in de omgeving van het bos van
Chelmno vanaf het
voorjaar van 1942. Mogelijk behoorde hij ook tot de uitrusting van het
SS-Sonderkommando
Kulmhof. Ik kwam een bewering tegen dat deze wagen was gebruikt voor het
desinfecteren van de kleding van de slachtoffers, maar een verklaring is daar niet voor.
In
1945 kwamen de gerechtelijke onderzoekers tot de slotsom dat deze wagen
geen gaswagen uit
Chelmno was. De wagen werd gedeeltelijk ontmanteld
en onbruikbaar achtergelaten in de fabriek van
Ostrowski tot ten minste
1950.
De laatste bekende documenten (briefwisseling tussen de oud-strijdersorganisatie "ZBoWiD" in
Kolo en de Hoofd Commissie) van
april 1950
laten zien dat het idee bestond de vrachtwagen te verplaatsen naar het museum in
Auschwitz
of
Majdanek. (Tot
1990 bestond er geen
museum in het
bos van Chelmno, het eerste monument werd er opgericht in
1964). Die plannen werden niet uitgevoerd en de wagen werd vermoedelijk gesloopt.
En dus bestaat er geen betrouwbare grafische illustratie van de gaswagens gebruikt in
Chelmno.
De getuigenverklaringen bevatten echter veel belangrijke gegevens over deze voertuigen. In
1945
en daarna bestudeerden de Poolse autoriteiten de verklaringen van enkele Polen die in het gebied van
Chelmno waren gebleven nadat de grote meerderheid van de Poolse bevolking
was afgevoerd naar het
Generalgouvernement in
1939-1940. De getuigen waren
zeer goed in staat de gaswagens te herkennen. Zij verklaarden dat er drie of vier gaswagens waren, één een beetje groter
dan de andere. Ze waren allemaal zwart. De laadruimten bestonden uit boxen van planken. De lengte van de grootste wagen was 5,5-6 m.
De laadruimte was ca. 2,5 m hoog en 2,5 m breed. Elk voertuig werd doorlopend bewaakt (zelfs wanneer het in de plaatselijke
werkplaatsen werd gerepareerd) door twee bewakers, die niemand toegang gaven tot de vrachtwagen en vooral niet tot de gesloten laadruimte.
Minstens drie getuigen hebben de voertuigen echter van dichtbij gezien. De heer
Jozef Piaskowski (geb.
1908) was in dienst
van het
Reichsstraßenbauamt in
Kolo (de vroegere
Ostrowski fabriek).
In de
winter van 1941/42 kreeg hij opdracht de beschadigde koelinstallatie te repareren van de
grootste gaswagen van
Chelmno.
Piaskowski
was een ervaren chauffeur. Hij verklaarde later dat hij nooit zo’n type motor had gezien.. "De motor was een beetje raar". "Hij was enorm".
Het meest belangwekkend in zijn verklaring is de beschrijving van het uitlaatsysteem. Hij had opgemerkt dat de uitlaatpijp bestond uit
drie stukken. Het eerste en het derde stuk waren van metaal zoals in gewone auto’s. Maar het middelste gedeelte was een elastische
“hydraulische” pijp die zowel kon worden bevestigd aan standaard uitlaatpijpen als aan een gat in de vloer van de wagen. Nadat de
koeling was gerepareerd en de motor om te testen gestart, produceerde deze zoveel uitlaatgassen dat de garage (afmeting 30 x 12 m)
direct blauw van de walm kwam te staan. De Duitse opzichters gaven bevel alle ramen en deuren wijd open te zetten.
De arbeiders die maar even in de verontreinigde lucht hadden gebleven, klaagden over hoofdpijn. De getuige hoorde later dat de
motor van deze vrachtauto 75 liter petroleum gebruikte op 100 km, dus tweemaal zoveel als gewone vrachtauto’s.
Piaskowski beweerde dat hij twee militaire gasmaskers had zien liggen in de
chauffeurscabine.
Piaskowski's collega, de heer
Bronislaw Mankowski (geb.
1882),
bevestigde zijn verhaal en voegde eraan toe dat hij had gezien hoe het middelste deel van de uitlaat was bevestigd aan de vloer
van de vrachtauto.
Mankowski verklaarde dat hij naar binnen had gekeken toen
de bewakers hun post even hadden verlaten. Hij had een gat gezien, afgedekt met een geperforeerde ijzeren plaat in het midden
van de houden vloer. Een andere getuige, de heer
Bronislaw Falborski
(geb.
1910), was in dienst bij de
Kraft maatschapij in
Kolo waar de wagens van het
SS-Sonderkommando Kulmhof werden
gerepareerd vanaf
1942. In de
zomer van 1942 kreeg hij
opdracht om een van de gaswagens te repareren. Zijn beschrijving van de uitlaatpijp is in grote lijnen gelijk aan die van de
twee andere getuigen. Het enige (maar belangrijke) verschil is de beschrijving van de verbinding van de elastische pijp met het
gat in de vloer van de laadruimte. Volgens
Falborski (die zelfs een tekening maakte)
werden zij verbonden door middel van twee bevestigingspunten, vastgezet met vier schroeven. Deze verbinding lijkt permanent,
erg lastig los te maken en slechts bij hoge uitzondering te vervangen door de standaard verbinding met de metalen delen van
de uitlaatpijp zoals bij een gewone auto.
Falborski's rapport lijkt betrouwbaar
omdat het zijn opdracht was om de verbinding luchtdicht te maken door het vervangen van de pakking tussen twee sluitingen.
De reparaties van de gaswagens in de lokale werkplaatsen van
Kolo lijken
uitzonderingsgevallen te zijn. Waarschijnlijk vonden zij alleen plaats wanneer het onmogelijk was om de reparaties te laten
uitvoeren in werkplaatsen van het leger of de SS.
Het vernietigingskamp
Chelmno werd vele maanden vóór de
bevrijding van dit gebied stilgelegd. De gaswagens konden gemakkelijk worden verplaatst uit het gebied van
Chelmno-Kolo en worden omgebouwd tot vrachtwagens in hun
oorspronkelijke staat. Het is heel moeilijk voorstelbaar dat de SS moordenaars (die alle sporen van de volkenmoord
trachtten uit te wissen, zoals crematoria, kampen, lijken etc.) eenvoudig een gaswagen zouden vergeten, bij
Chelmno of ergens anders.
Jerzy Halbersztadt
Universiteit van Warschau en US Holocaust Museum, Washington, DC.
en de gas trailer zijn niet origineel. Ze laten zien hoe de
gaswagens er mogelijk uitzagen.
Kogon, Eugen; Langbein, Hermann; Rückerl, Adalbert; eds.