ARC Main Page Gas Chambers Overview

Gaswagens

Laatste Update 26 mei 2006

Ontzet door het aanschouwen van een executie, uitgevoerd door Einsatzgruppe B in Minsk, gaf Reichsführer-SS Heinrich Himmler opdracht tot de ontwikkeling van een andere methode voor de massamoorden op de Joden en andere groepen mensen die door de Nazi’s als Untermenschen werden beschouwd. Albert Widmann van het KTI (Kriminaltechnisches Institut / Instituut voor Criminele Technologie) op het RSHA (Reichssicherheitshauptamt / Hoofdbureau voor Staatsveiligheid) en Arthur Nebe, chef van het Reichskriminalpolizeiamt (Centraal recherchebureau van het Reich) ontwikkelden een methode waarbij gebruik werd gemaakt van uitlaatgassen, om mensen te doden in rijdende gaskamers, vrachtwagens en trucks met opleggers: gaswagens.

De eerste experimenten vonden plaats in Polen van eind 1939 tot juni 1940. Het Sonderkommando Lange gebruikte tenminste één oplegger met de reclametekst "Kaiser's Kaffee". In deze mobiele gaskamer werden geesteszieken vergast uit Warthegau, Danzig, Oostpruisen, en Pommeren. De moordenaars gebruikten koolmonoxide gas uit gascylinders. Dezelfde methode werd later gebruikt in de gaskamers van het Nazi euthanasie programma Aktion T4.
Proeven met gaswagens werden eerder uitgevoerd in de concentratiekampen Mauthausen en Sachsenhausen.

Diamond 38 Reo
Opel Blitz
De RSHA afdeling II D 3a was verantwoordelijk voor de bouw, het gebruik, de chauffeurs en het onderhoud, incl. reserveonderdelen, van de gaswagens. Tijdens WO2 waren verschillende types in gebruik: kleine met een laadvermogen van ruim 3 ton voor ongeveer 50 mensen (Diamond, Opel Blitz, en Renault) en grotere met een laadvermogen van ongeveer 5 ton voor zo’n 70 slachtoffers (Saurer). De wagens hadden een luchtdichte laadruimte en leken op verhuiswagens. Via een verwijderbare slang konden de uitlaatgassen naar de laadruimte worden geleid. Met een getraliede lamp kon men het interieur verlichten. SS-Obersturmbannführer Walter Rauff was belast met het beheer van alle Gestapo voertuigen, inclusief de gaswagens.

Vóór ze werden vergast moesten de slachtoffers al hun waardevolle spullen afgeven. Daarna moesten zij zich uitkleden en gingen ze de gaswagens binnen. De beide deuren aan het eind van de wagen gingen op slot en de slang werd bevestigd aan de uitlaat. Om de naakte slachtoffers tot rust te brengen werd enkele minuten lang een lamp aangedaan. Daarna startte de chauffeur de motor en liet die een minuut of tien stationair draaien. In die tijd produceerde de motor genoeg koolmonoxidegas om de slachtoffers te verstikken. Dicht op elkaar gepakt als ze stonden was het toch al benauwd in de ruimte. Als het schreeuwen en bonzen was opgehouden, reed de schauffeur zijn lading naar de lijkverbrandingsplaats. Daar moesten Joodse mannen, die na afloop niet in leven zouden mogen blijven, de lijken uitladen en verbranden.

Saurer
Saurer
Gas Trailer
Gas Trailer
Gaswagens werden op grote schaal gebruikt door de Einsatzgruppen in Wit-Rusland en de Oekraïne. Hier werden tussen de 250.000 and 300.000 mensen, voornamelijk Joden, gedood door het gebruik van deze wagens. Zo verloren duizenden Joden uit het getto van Minsk het leven in gaswagens die waren gestationeerd in het vernietigingskamp Maly Trostinec, 12 km ten ZW van Minsk. Eberhard von Thadden, ambtenaar op het ministerie van Buitenlandse Zaken, die Franz Rademacher opvolgde als hoofd van de afdeling Joodse Zaken, legde in zijn dagboek het bezoek vast van een delegatie van de Italiaanse fascistische partij aan Generalkommissar Wilhelm Kube in Minsk op 15 mei 1943. Kube toonde de bezoekers een kerk, in gebruik als pakhuis. De dagboekaantekeningen vervolgen:
"De Italianen informeerden naar de pakjes en koffers die in de kerk lagen opgestapeld. Kube verklaarde dat dit alles was dat nog over was van de Joden die hierheen waren gedeporteerd uit Minsk. Daarna liet hij hun een gaskamer zien waarin naar hij zei Joden waren vergast. De fascisten waren diep geschokt."

Tenminste 152.000 mensen werden vergast in het vernietigingskamp Chelmno bij Lodz. Verder waren er ook proeven in het vernietigingskamp Belzec. SS-Oberscharführer Lorenz Hackenholt en Siegfried Graetschus, bouwden daar onder supervisie van Christian Wirth, een grijsgeverfde vrachtwagen van de posterijen om in een mobiele gaskamer. In het interneringskamp Sajmiste (Semlin) in Zemun aan de Donau werden 6.280 Joden gedood door een Sonderkommando dat van gaswagens gebruik maakte.
De bekende foto’s van een Magirus wagen die na de oorlog werd gevonden in Kolo, tonen mogelijk geen gaswagen, blijkens de volgende correspondentie:

Onderzoek naar de moord op de Joden uit Gombin

Leon Zamosc
Datum: 25 augustus 1995
Onderwerp: Gaswagens, Chelmno
Van: Leon Zamosc
Ik ben op zoek naar een foto of andere afbeelding van de gaswagens, in gebruik in Chelmno en andere plaatsen. Heeft iemand iets gezien in een boek of ergens anders? Ik heb ook belangstelling voor foto’s van het kamp Chelmno camp. Iedere verwijzing is welkom.
Leon Zamosc
Universiteit van California, San Diego
lzamosc@weber.ucsd.edu

Datum: 11 oktober 1995
Onderwerp: Re: Gaswagens in Chelmno
Van: Jerzy Halbersztadt

Dr. Leon Zamosc toonde een paar weken geleden belangstelling voor een grafische afbeelding van de gaswagens, gebruikt in Chelmno.
Ik heb wat speurwerk verricht (met hulp van Marek Jannasz) en dit zijn de resultaten:

Magirus Wrak #1
Magirus Wrak #1
Magirus Wrak #2
Magirus Wrak #2
De zaak van het Chelmno vernietigingskamp werd onderzocht door de Hoofd Commissie voor het Onderzoek van Duitse Misdaden in Polen (zo heette de commissie bij haar start), die haar werk begon in mei 1945. De commissie kreeg de informatie dat in de stad Kolo (ca. 12 km van Chelmno) in de voormalige fabriek van Ostrowski een vrachtwagen zou staan die volgens getuigen was gebruikt in het vernietigingskamp in Chelmno. De vrachtwagen werd gevonden, gefotografeerd en onderzocht.
De foto’s die toen zijn gemaakt, zijn ter inzage in het archief van de Hoofd Commissie in Warschau (volgnummers 47398, 47396, 47397, 47399; de beste is 47398). Het bijschrift bij deze foto’s luidt nog steeds: "een wagen om mensen te doden met uitlaatgassen in Chelmno". Eén van deze foto’s is afgedrukt in Fleming's boek "Hitler and the Final Solution" met de mededeling dat het een foto betreft van een gaswagen gebruikt in Chelmno.

Magirus Wreck #3
Magirus Wrak #3
Magirus Wrak #4
Magirus Wrak #4
Ondanks deze bijschriften tonen de foto’s geen gaswagen die in het vernietigingskamp Chelmno is gebruikt. Dat wordt duidelijk uit de verklaringen van Poolse getuigen die eveneems worden bewaard in het archief van de Hoofd Commissie (collectie "Ob", dossier 271 en andere). Getuigen aan wie de wagen werd getoond die in Kolo was gefotografeerd, bevestigden niet dat deze gaswagen was gebruikt in Chelmno om mensen te doden. Sommigen verklaarden slechts dat hij leek op die, beschreven in hun getuigenissen, maar niet zezelfde. De meesten antwoordden desgevraagd: “Deze heb ik niet gezien.” Het onderzoek van de vrachtwagen in de Ostrowski fabriek, uitgevoerd op 13 november 1945 door rechter J. Bronowski, bevestigde niet de aanwezigheid van enig onderdeel van een vergassingssysteem in de gesloten vloer van de wagen. De getuigen noemden deze wagen een “pantechnicon” wagen (een vrachtwagen voor meubeltransport). Hij werd geproduceerd door de Magirus-Werke met een diesel type motor van Deutz. Op de plaat op de motor staat te lezen: “Humboldt-Deutz A.G. Magirus-Werke Ulm (Donau) Baujahr 1939 Lieferdat 739 Abn-Stempel. Fahrgestell Nr. 9282/38 Nutzlast kg 2700 Fahrgestell-Baumuster 023. Eigengewicht 4980 kg. Motor Baumuster FoM 513 zul. Gesamtgew. 7900 Leistung P.S. 105 cm3 7412. Zulässige Achsendrücke vorn kg 2400 hinten 5500."
De dikte van de houten wanden van de laadruimte was 7 cm, die van de deur 8 cm. De wanden, de deur, het plafond en de vloer waren bekleed met een 2 mm dikke ijzeren plaat. De wagen was loodgrijs geschilderd. Onder deze verf was op het portier van de cabine te lezen: “Otto Koehn Spedition Ruf 516 Zeulen ... da i.TH".

Ik noem al deze details om verdere commentaren op de geschiedenis van deze vrachtwagen uit te lokken. Ik heb het gevoel dat er enkele onduidelijkheden in het verhaal zitten. Niemand kon vertellen waarvoor deze vrachtauto werd gebruikt. Zijn deur was afgeschermd met geïmpregneerd zeildoek. Waarom? Sommige getuigen hadden deze vrachtauto waargenomen in de omgeving van het bos van Chelmno vanaf het voorjaar van 1942. Mogelijk behoorde hij ook tot de uitrusting van het SS-Sonderkommando Kulmhof. Ik kwam een bewering tegen dat deze wagen was gebruikt voor het desinfecteren van de kleding van de slachtoffers, maar een verklaring is daar niet voor.
In 1945 kwamen de gerechtelijke onderzoekers tot de slotsom dat deze wagen geen gaswagen uit Chelmno was. De wagen werd gedeeltelijk ontmanteld en onbruikbaar achtergelaten in de fabriek van Ostrowski tot ten minste 1950. De laatste bekende documenten (briefwisseling tussen de oud-strijdersorganisatie "ZBoWiD" in Kolo en de Hoofd Commissie) van april 1950 laten zien dat het idee bestond de vrachtwagen te verplaatsen naar het museum in Auschwitz of Majdanek. (Tot 1990 bestond er geen museum in het bos van Chelmno, het eerste monument werd er opgericht in 1964). Die plannen werden niet uitgevoerd en de wagen werd vermoedelijk gesloopt.
En dus bestaat er geen betrouwbare grafische illustratie van de gaswagens gebruikt in Chelmno. De getuigenverklaringen bevatten echter veel belangrijke gegevens over deze voertuigen. In 1945 en daarna bestudeerden de Poolse autoriteiten de verklaringen van enkele Polen die in het gebied van Chelmno waren gebleven nadat de grote meerderheid van de Poolse bevolking was afgevoerd naar het Generalgouvernement in 1939-1940. De getuigen waren zeer goed in staat de gaswagens te herkennen. Zij verklaarden dat er drie of vier gaswagens waren, één een beetje groter dan de andere. Ze waren allemaal zwart. De laadruimten bestonden uit boxen van planken. De lengte van de grootste wagen was 5,5-6 m. De laadruimte was ca. 2,5 m hoog en 2,5 m breed. Elk voertuig werd doorlopend bewaakt (zelfs wanneer het in de plaatselijke werkplaatsen werd gerepareerd) door twee bewakers, die niemand toegang gaven tot de vrachtwagen en vooral niet tot de gesloten laadruimte.

Minstens drie getuigen hebben de voertuigen echter van dichtbij gezien. De heer Jozef Piaskowski (geb. 1908) was in dienst van het Reichsstraßenbauamt in Kolo (de vroegere Ostrowski fabriek). In de winter van 1941/42 kreeg hij opdracht de beschadigde koelinstallatie te repareren van de grootste gaswagen van Chelmno. Piaskowski was een ervaren chauffeur. Hij verklaarde later dat hij nooit zo’n type motor had gezien.. "De motor was een beetje raar". "Hij was enorm". Het meest belangwekkend in zijn verklaring is de beschrijving van het uitlaatsysteem. Hij had opgemerkt dat de uitlaatpijp bestond uit drie stukken. Het eerste en het derde stuk waren van metaal zoals in gewone auto’s. Maar het middelste gedeelte was een elastische “hydraulische” pijp die zowel kon worden bevestigd aan standaard uitlaatpijpen als aan een gat in de vloer van de wagen. Nadat de koeling was gerepareerd en de motor om te testen gestart, produceerde deze zoveel uitlaatgassen dat de garage (afmeting 30 x 12 m) direct blauw van de walm kwam te staan. De Duitse opzichters gaven bevel alle ramen en deuren wijd open te zetten. De arbeiders die maar even in de verontreinigde lucht hadden gebleven, klaagden over hoofdpijn. De getuige hoorde later dat de motor van deze vrachtauto 75 liter petroleum gebruikte op 100 km, dus tweemaal zoveel als gewone vrachtauto’s. Piaskowski beweerde dat hij twee militaire gasmaskers had zien liggen in de chauffeurscabine. Piaskowski's collega, de heer Bronislaw Mankowski (geb. 1882), bevestigde zijn verhaal en voegde eraan toe dat hij had gezien hoe het middelste deel van de uitlaat was bevestigd aan de vloer van de vrachtauto. Mankowski verklaarde dat hij naar binnen had gekeken toen de bewakers hun post even hadden verlaten. Hij had een gat gezien, afgedekt met een geperforeerde ijzeren plaat in het midden van de houden vloer. Een andere getuige, de heer Bronislaw Falborski (geb. 1910), was in dienst bij de Kraft maatschapij in Kolo waar de wagens van het SS-Sonderkommando Kulmhof werden gerepareerd vanaf 1942. In de zomer van 1942 kreeg hij opdracht om een van de gaswagens te repareren. Zijn beschrijving van de uitlaatpijp is in grote lijnen gelijk aan die van de twee andere getuigen. Het enige (maar belangrijke) verschil is de beschrijving van de verbinding van de elastische pijp met het gat in de vloer van de laadruimte. Volgens Falborski (die zelfs een tekening maakte) werden zij verbonden door middel van twee bevestigingspunten, vastgezet met vier schroeven. Deze verbinding lijkt permanent, erg lastig los te maken en slechts bij hoge uitzondering te vervangen door de standaard verbinding met de metalen delen van de uitlaatpijp zoals bij een gewone auto. Falborski's rapport lijkt betrouwbaar omdat het zijn opdracht was om de verbinding luchtdicht te maken door het vervangen van de pakking tussen twee sluitingen.
De reparaties van de gaswagens in de lokale werkplaatsen van Kolo lijken uitzonderingsgevallen te zijn. Waarschijnlijk vonden zij alleen plaats wanneer het onmogelijk was om de reparaties te laten uitvoeren in werkplaatsen van het leger of de SS.
Het vernietigingskamp Chelmno werd vele maanden vóór de bevrijding van dit gebied stilgelegd. De gaswagens konden gemakkelijk worden verplaatst uit het gebied van Chelmno-Kolo en worden omgebouwd tot vrachtwagens in hun oorspronkelijke staat. Het is heel moeilijk voorstelbaar dat de SS moordenaars (die alle sporen van de volkenmoord trachtten uit te wissen, zoals crematoria, kampen, lijken etc.) eenvoudig een gaswagen zouden vergeten, bij Chelmno of ergens anders.

Jerzy Halbersztadt
Universiteit van Warschau en US Holocaust Museum, Washington, DC.


De foto’s van de Diamond, Opel, Saurer en de gas trailer zijn niet origineel. Ze laten zien hoe de gaswagens er mogelijk uitzagen.

Bron:
Kogon, Eugen; Langbein, Hermann; Rückerl, Adalbert; eds. Nazi Mass Murder, Yale University Press, New Haven and London, 1993

© ARC 2005