|
Kamp Plattegrond |
Weliswaar waren de kampen van de
Aktion Reinhard bedoeld om de aangevoerde
Joden zo snel mogelijk te doden, toch bleef de dood in de gaskamer (of in het
Lazarett, voor hen die de gaskamer niet
meer op eigen kracht konden bereiken,) sommigen voorlopig bespaard. Een aantal Joden werd geselecteerd voor de
werkcommando’s in het kamp zelf, maar ook werden, vanaf
begin 1943 en op veel kleinere
schaal dan bijv. in
Auschwitz, Joden geselecteerd voor dwangarbeid in werkkampen in de
directe omgeving: het district
LublinLublin.
Van de ruim 34.000 Nederlandse Joden die werden gedeporteerd uit
Westerbork naar
Sobibor, belandde volgens een grove schatting een duizendtal in
werkkampen in de omgeving van
Lublin en
Trawniki. Eén van die kampen was het turfstekerskamp
Dorohucza. Van deze 1.000 overleefden er 16 de oorlog, 13 vrouwen en 3 mannen. Omdat er in
Sobibor geen registraties van gevangenen plaatsvonden, weten wij
meestal niet precies wie van de uit
Westerbork gedeporteerden in de
Sobibor werkkampen terecht zijn gekomen.
SS-Arbeitslager Dorohucza was gelegen zo’n 5 km ten NO van
Trawniki,
aan de rivier de Wieprz. Het kamp bestond uit drie ongeveer even grote barakken die in een U-vorm rondom een vierkante
Appellplatz waren gerangschikt. Aan de vierde zijde van de
Appellplatz bevond zich een barak voor SS-personeel.
Deze barak werd geflankeerd links door een barak voor de Oekraïense bewakers en rechts door de keuken. Deze
drie gebouwen stonden buiten de afrastering. Binnen deze omheining stond, aan de rivier, een uitkijktoren. De turfvelden
waren gelegen aan de overkant van de rivier.
In het kamp, dat rond
begin maart 1943 in gebruik werd genomen, werkten circa
500 Joden, van wie de helft of iets minder Nederlanders, de overigen waren afkomstig uit Polen. Naar leeftijd varieerden
zij van 16 tot 50 jaar. De eerste groep Nederlanders arriveerde op
13 maart.
Geselecteerden werden telkens in groepen van 80 aangevoerd. Op
4 juni omvatte
de groep 81 personen. De 81
e was
Jules Schelvis,
die met zijn vrouw
Rachel en zijn hele schoonfamilie op
1 juni in
Westerbork
op transport was gesteld.
Schelvis overleefde
Sobibor en de oorlog, zijn vrouw en schoonfamilie werden op
4 juni 1943vergast.
De werk- en leefomstandigheden in het werkkamp waren uitermate slecht. De werkkampen van de SS onderscheidden
zich daarin negatief van de kampen die werden beheerd vanuit particuliere ondernemingen. Daardoor wisten de meeste
gevangenen niet langer dan enkele weken, hooguit enkele maanden te overleven. Die omstandigheden zijn door
Jules Schelvis uitvoerig beschreven in zijn boeken “Binnen de poorten”
en “Vernietigingskamp Sobibor”:
"
In Dorohucza ontbrak het aan de meest elementaire voorzieningen. De 500 gevangenen
die zich daar bevonden, sliepen in bouwvallige barakken. In het dak zaten grote gaten, zodat men, liggend
op de kale vloer, een vrij uitzicht had op de sterrenhemel. Er hing altijd een doordringende stank van smerige kleding
en ongewassen lijven. Drinkwater was er niet. Het water dat we dronken zat in de tweemaal daags verstrekte zwarte
smurrie die ze koffie noemden en in de soep, die uit een halve liter water bestond met wat stukjes zuurkool en een
haast doorzichtige plak hondenvoer. Het water uit de rivier die langs het kamp stroomde, was ondrinkbaar. Het was
sterk vervuild, omdat de rivier ook dienst deed als wasplaats door de gevangenen, waarin zij na het werk tevergeefs
probeerden hun luizen kwijt te raken. Wie eruit dronk kreeg gegarandeerd typhus. Dorohucza was voor alle Nederlanders
zo onwerkelijk, dat men zich afvroeg of men soms in een absurd toneelstuk terecht was gekomen.”
Commandant van het kamp was
SS-Hauptscharführer
Gottfried Schwarz, die wegens zijn bijzondere verdienste
voor de
Aktion Reinhard op
21 juni 1943 werd bevorderd tot
SS-Untersturmführer. Voor de deur van zijn kantoor had hij een machinegeweer laten opstellen,
waarmee elk gewenst moment op het gevangenenkamp kon worden geschoten.
Schwarz had tevoren in
Belzec honderdduizenden Joden de dood ingejaagd.
De laatste commandant van het kamp was, aldus verklaringen van de SS-ers
Jührs en
Zierke,
Fritz Tauscher.
De bewaking van het kamp en de turfvelden was toevertrouwd aan Oekraïense bewakers, van wie de in
Omsk geboren
Karl Diner
sinds
7 mei de voorman was. In het kamp waren diverse Poolse en Nederlandse
Kapo’s werkzaam. Eën van hen was
Nathan Peperwortel,
die op
20 april als “strafgeval” in
Westerbork op transport was gesteld naar
Sobibor.
Uit Dorohucza zijn in totaal 171 geschreven berichten (briefkaarten) binnengekomen bij de Joodse Raad in
Amsterdam. Van 160 van deze kaarten is vastgesteld met welk
transport de afzender naar
Sobibor is gereist. Het betreft 8 verschillende
transporten. Met deze 8 transporten, plus het eerste van
10 - 13 maart waarvan
geen levenstekenen zijn ontvangen, valt het aantal Nederlandse Joden dat in Dorohucza te werk is gesteld, te
berekenen op tenminste (9 x 80 + 1 =) 721.
Door de Joodse Raad werd aan de ontvangst van deze briefkaarten veel belang gehecht. Men zag er bewijzen in
voor de veronderstelling dat de naar Polen gedeporteerden inderdaad in werkkampen terecht kwamen, waar het
leven weliswaar hard was, maar draaglijk.
Drie Nederlanders,
Joop Wins (aangekomen op
14 mei),
Leo de Vries,
en
Jules Schelvis (beide aangekomen op
4 juni),
mochten Dorohucza op
13 juni verlaten. Zij werden via
Lublin tewerkgesteld in
Radom als typografen.
In de nacht van
3 op 4 november 1943 werden bijna alle Joden in de werkkampen
(tussen de 40 en 50 duizend) in het district
Lublin doodgeschoten.
Deze slachting is bekend geworden als de
Aktion Erntefest (actie oogstfeest). In deze actie zijn
ook de Joodse dwangarbeiders in Dorohucza en
Trawniki vermoord. Zij betekende tevens het einde van het
Arbeitslager.
In het digitale ‘In Memoriam-Lezecher’ boek staan de namen vermeld van 144 Nederlandse Joden die tijdens de
Aktion Erntefest in Dorohucza zijn vermoord, abusievelijk met ‘Dorohusk’ als plaats van overlijden, en om
administratieve redenen met
30 november 1943 als sterfdatum.
Bekijk de
getuigenis van
Robert Jührs.
Gottfried Schwarz, *1913 in
Fürth, maakte deel uit van de
euthanasia organization T4.
Hij begon zijn carrière als lijkenverbrander in
Grafeneck,
Brandenburg en
Bernburg.
Schwarz was plaatsvervangend commandant en leider van de
vergassingseenheid in
Belzec vanaf de
winter van 1941. Volgens
Himmler was hij één van de meest
verdienstelijke mannen van de
Aktion Reinhard. Na
Aktion Erntefest werd hij overgeplaatst naar
Triëst in Italië, waar hij op
19 juni 1944 omkwam bij
San Pietro.
Tauscher heeft in
1965 in
gevangenschap zelfmoord gepleegd.
Bronnen:
Schelvis, Jules.
Vernichtungslager Sobibor, Metropol Verlag, Berlin, 1998
Schelvis, Jules.
Binnen de poorten, 7
e druk, De Bataafsche Leeuw, Amsterdam, 2003
Klee, Ernst.
Das Personenlexikon zum Dritten Reich, S. Fischer Verlag, Frankfurt am Main, 2003
Bajcar, Adam.
Reiseführer durch Polen, Verlag Interpress, Warschau, 1977
Digital In Memoriam-Lezecher book: http://www.snunit.k12.il/sachlav/dutch/maineng/search.html
© ARC 2006