ARC Main Page De Bezetting van Oost-Europa Aktion Erntefest

Dorohucza

Laatste Update 16 september 2006





Camp Map
Kamp Plattegrond
Weliswaar waren de kampen van de Aktion Reinhard bedoeld om de aangevoerde Joden zo snel mogelijk te doden, toch bleef de dood in de gaskamer (of in het Lazarett, voor hen die de gaskamer niet meer op eigen kracht konden bereiken,) sommigen voorlopig bespaard. Een aantal Joden werd geselecteerd voor de werkcommando’s in het kamp zelf, maar ook werden, vanaf begin 1943 en op veel kleinere schaal dan bijv. in Auschwitz, Joden geselecteerd voor dwangarbeid in werkkampen in de directe omgeving: het district LublinLublin.
Van de ruim 34.000 Nederlandse Joden die werden gedeporteerd uit Westerbork naar Sobibor, belandde volgens een grove schatting een duizendtal in werkkampen in de omgeving van Lublin en Trawniki. Eén van die kampen was het turfstekerskamp Dorohucza. Van deze 1.000 overleefden er 16 de oorlog, 13 vrouwen en 3 mannen. Omdat er in Sobibor geen registraties van gevangenen plaatsvonden, weten wij meestal niet precies wie van de uit Westerbork gedeporteerden in de Sobibor werkkampen terecht zijn gekomen.

SS-Arbeitslager Dorohucza was gelegen zo’n 5 km ten NO van Trawniki, aan de rivier de Wieprz. Het kamp bestond uit drie ongeveer even grote barakken die in een U-vorm rondom een vierkante Appellplatz waren gerangschikt. Aan de vierde zijde van de Appellplatz bevond zich een barak voor SS-personeel. Deze barak werd geflankeerd links door een barak voor de Oekraïense bewakers en rechts door de keuken. Deze drie gebouwen stonden buiten de afrastering. Binnen deze omheining stond, aan de rivier, een uitkijktoren. De turfvelden waren gelegen aan de overkant van de rivier.

In het kamp, dat rond begin maart 1943 in gebruik werd genomen, werkten circa 500 Joden, van wie de helft of iets minder Nederlanders, de overigen waren afkomstig uit Polen. Naar leeftijd varieerden zij van 16 tot 50 jaar. De eerste groep Nederlanders arriveerde op 13 maart. Geselecteerden werden telkens in groepen van 80 aangevoerd. Op 4 juni omvatte de groep 81 personen. De 81e was Jules Schelvis, die met zijn vrouw Rachel en zijn hele schoonfamilie op 1 juni in Westerbork op transport was gesteld. Schelvis overleefde Sobibor en de oorlog, zijn vrouw en schoonfamilie werden op 4 juni 1943vergast.

De werk- en leefomstandigheden in het werkkamp waren uitermate slecht. De werkkampen van de SS onderscheidden zich daarin negatief van de kampen die werden beheerd vanuit particuliere ondernemingen. Daardoor wisten de meeste gevangenen niet langer dan enkele weken, hooguit enkele maanden te overleven. Die omstandigheden zijn door Jules Schelvis uitvoerig beschreven in zijn boeken “Binnen de poorten” en “Vernietigingskamp Sobibor”:
"In Dorohucza ontbrak het aan de meest elementaire voorzieningen. De 500 gevangenen die zich daar bevonden, sliepen in bouwvallige barakken. In het dak zaten grote gaten, zodat men, liggend op de kale vloer, een vrij uitzicht had op de sterrenhemel. Er hing altijd een doordringende stank van smerige kleding en ongewassen lijven. Drinkwater was er niet. Het water dat we dronken zat in de tweemaal daags verstrekte zwarte smurrie die ze koffie noemden en in de soep, die uit een halve liter water bestond met wat stukjes zuurkool en een haast doorzichtige plak hondenvoer. Het water uit de rivier die langs het kamp stroomde, was ondrinkbaar. Het was sterk vervuild, omdat de rivier ook dienst deed als wasplaats door de gevangenen, waarin zij na het werk tevergeefs probeerden hun luizen kwijt te raken. Wie eruit dronk kreeg gegarandeerd typhus. Dorohucza was voor alle Nederlanders zo onwerkelijk, dat men zich afvroeg of men soms in een absurd toneelstuk terecht was gekomen.

Commandant van het kamp was SS-Hauptscharführer Gottfried Schwarz, die wegens zijn bijzondere verdienste voor de Aktion Reinhard op 21 juni 1943 werd bevorderd tot SS-Untersturmführer. Voor de deur van zijn kantoor had hij een machinegeweer laten opstellen, waarmee elk gewenst moment op het gevangenenkamp kon worden geschoten. Schwarz had tevoren in Belzec honderdduizenden Joden de dood ingejaagd. De laatste commandant van het kamp was, aldus verklaringen van de SS-ers Jührs en Zierke, Fritz Tauscher.
De bewaking van het kamp en de turfvelden was toevertrouwd aan Oekraïense bewakers, van wie de in Omsk geboren Karl Diner sinds 7 mei de voorman was. In het kamp waren diverse Poolse en Nederlandse Kapo’s werkzaam. Eën van hen was Nathan Peperwortel, die op 20 april als “strafgeval” in Westerbork op transport was gesteld naar Sobibor.

Uit Dorohucza zijn in totaal 171 geschreven berichten (briefkaarten) binnengekomen bij de Joodse Raad in Amsterdam. Van 160 van deze kaarten is vastgesteld met welk transport de afzender naar Sobibor is gereist. Het betreft 8 verschillende transporten. Met deze 8 transporten, plus het eerste van 10 - 13 maart waarvan geen levenstekenen zijn ontvangen, valt het aantal Nederlandse Joden dat in Dorohucza te werk is gesteld, te berekenen op tenminste (9 x 80 + 1 =) 721.

Door de Joodse Raad werd aan de ontvangst van deze briefkaarten veel belang gehecht. Men zag er bewijzen in voor de veronderstelling dat de naar Polen gedeporteerden inderdaad in werkkampen terecht kwamen, waar het leven weliswaar hard was, maar draaglijk.

Drie Nederlanders, Joop Wins (aangekomen op 14 mei), Leo de Vries, en Jules Schelvis (beide aangekomen op 4 juni), mochten Dorohucza op 13 juni verlaten. Zij werden via Lublin tewerkgesteld in Radom als typografen.

In de nacht van 3 op 4 november 1943 werden bijna alle Joden in de werkkampen (tussen de 40 en 50 duizend) in het district Lublin doodgeschoten. Deze slachting is bekend geworden als de Aktion Erntefest (actie oogstfeest). In deze actie zijn ook de Joodse dwangarbeiders in Dorohucza en Trawniki vermoord. Zij betekende tevens het einde van het Arbeitslager. In het digitale ‘In Memoriam-Lezecher’ boek staan de namen vermeld van 144 Nederlandse Joden die tijdens de Aktion Erntefest in Dorohucza zijn vermoord, abusievelijk met ‘Dorohusk’ als plaats van overlijden, en om administratieve redenen met 30 november 1943 als sterfdatum. Bekijk de getuigenis van Robert Jührs.

Gottfried Schwarz, *1913 in Fürth, maakte deel uit van de euthanasia organization T4. Hij begon zijn carrière als lijkenverbrander in Grafeneck, Brandenburg en Bernburg. Schwarz was plaatsvervangend commandant en leider van de vergassingseenheid in Belzec vanaf de winter van 1941. Volgens Himmler was hij één van de meest verdienstelijke mannen van de Aktion Reinhard. Na Aktion Erntefest werd hij overgeplaatst naar Triëst in Italië, waar hij op 19 juni 1944 omkwam bij San Pietro.
Tauscher heeft in 1965 in gevangenschap zelfmoord gepleegd.

Bronnen:

Schelvis, Jules. Vernichtungslager Sobibor, Metropol Verlag, Berlin, 1998
Schelvis, Jules. Binnen de poorten, 7e druk, De Bataafsche Leeuw, Amsterdam, 2003
Klee, Ernst. Das Personenlexikon zum Dritten Reich, S. Fischer Verlag, Frankfurt am Main, 2003
Bajcar, Adam. Reiseführer durch Polen, Verlag Interpress, Warschau, 1977
Digital In Memoriam-Lezecher book: http://www.snunit.k12.il/sachlav/dutch/maineng/search.html


© ARC 2006