Het concentratiekamp (officiële Duitse afkorting: KL van
Konzentrationslager) in Warschau
werd opgericht op initiatief van
SS-Brigadeführer
Jürgen Stroop, de "SS- en Politiechef van het district Warschau",
verantwoordelijk voor de liquidatie van het getto van Warschau.
In zijn rapport van
16 mei 1943 schreef hij dat de gevangenen van dit kamp
konden worden ingezet om de
ruïnes en gebouwen op te ruinen op het gebied
van het getto, om daarmee de stenen, ijzer en ander materiaal dat de industrie nodig had, te kunnen hergebruiken.
Heinrich Himmler accepteerde dit voorstel, en op
19 juli 1943 kon
Oswald Pohl,
die verantwoordelijk was voor de concentratiekampen in het "Derde Rijk", aan
Himmler rapporteren dat "KL Warschau" alreeds
was ingericht. De kampcommandant was
SS-Obersturmbannführer Wilhelm Goecke.
Het gebied waarop het kamp gevestigd was bestond uit de voormalige militaire gevangenis aan de
Gesia Straat en de
Zamenhofa Straat, en de hele
Zamenhofa-, Okopowa- en Smocza Straten. Omdat het
gevangenisgebouw te klein was voor alle gevangenen, werden
barakken bijgebouws in de
herfst van 1943. In
juni 1944,
toen de bouw van het kamp was voltooid, was de capaciteit 5.000 gevangenen. De eerste gevangenen van het
KZ Warschau werden gedeporteerd uit het
Reich – dit was een groep van 300 Duitsers die werden
aangesteld als kampfunctionarissen (
Kapos). Voor de rest waren alle gevangenen in het kamp Joden,
overgebracht uit
Auschwitz-Birkenau.
Tussen
augustus en november 1943 werden 3.686 Joden naar het KZ Warschau gesturd, in vier transporten. Slechts
50 van hen waren Poolse Joden – de anderen kwamen uit Tsjechoslowakije, Griekenland, Nederland, Frankrijk,
Duitsland en Oostenrijk. In het
voorjaar van 1944 kwamen nog meer transporten
in het KZ Warschau aan uit
Auschwitz-Birkenau,
waaronder een groep van circa 3.000 Joden uit Hongarije.
|
Bevrijd door strijders van het AK * |
In
april 1944 werd KZ Warschau een buitenkamp van concentratiekamp
Majdanek
("
KL Lublin"), en vanaf dat moment viel het hele bewakingspersoneel
(259 SS-ers) onder het bevel van de commandant van
KZ Majdanek.
De leefomstandigheden in het kamp waren vergelijkbaar met die in
Majdanek, maar het eten was in het algemeen slechter. Volgens getuigenissen
van overlevenden was het grootste probleem in het kamp de honger. Zowel de honger als de omstandigheden
in de barakken en het zeer zware werk, waren de oorzaken van de hoge sterftecijfers in het kamp.
Maar door het ontbreken van documentatie is het niet mogelijk een schatting te geven van het
aantal slachtoffers van dit kamp.
De meeste gevangenen werden ingezet bij het opruimen van gebouwen en ruïnes op het terrein van
het vroegere getto. Er werkte ook een groep Polen in het kamp, maar dat waren vrije arbeiders, in dienst
van Duitse bedrijven. In
april 1944 waren er 2.180 Joodse gevangenen
en 2.439 Poolse arbeiders in het kamp. Uit de overblijfsels van het getto werden in totaal 34 miljoen
bakstenen, 7.300 kg ijzer en 805 kg gekleurd metaal teruggewonnen. Naast dit terugwinnen van bouwmaterialen
was een speciaal commando gevangenen belast met het doorzoeken van de ru:ines op goud. Dikwijls vonden
de gevangenen tussen de ruïnes bunkers die nog volledig intact waren, waarin zich nog Joden uit het
getto van Warschau schuil hielden. Als bij dergelijke “ontdekkingen” SS-ers aanwezig waren, werden de
onderduikers zonder uitstel geëxecuteerd. Goud en geld dat werd gevonden in het vroegere
getto, werd verstuurd naar
Majdanek en van daaruit
naar Berlijn.
|
Het Crematorium |
Er was ook een "doodsbrigade" georganiseerd in het kamp. Deze groep van 20 gevangenen moest
de lichamen verbranden van degenen die stierven in het kamp, en van gevangenen uit de
Pawiak Gestapo Gevangenis die waren
geëxecuteerd tussen de ruïnes van het getto. De brandstapel voor deze lijken bevond zich
op de binnenplaats van het huis
Gesia Straat nr.45.
In het
voorjaar van 1944 gaf de SS bevel tot de bouw van een
crematorium op
Zamenhofa Straat nr.19. Dit gebouw kwam
weliswaar gereed, maar werd nooit in gebruik genomen omdat op
27 juli 1944
met de evacuatie van het kamp werd begonnen. Op die dag kondigde de commandant de evacuatie aan
en nodigde degenen uit die niet in staat waren te lopen, dit aan hem kenbaar te maken. Ongeveer 180
gevangenen besloten niet te gaan. Samen met 250 gevangenen uit het kamphospitaal werden zij doodgeschoten.
Op
28 juli verlieten circa 4.000 gevangenen het kamp, en na
een voettocht van vier dagen bereikten zij
Lowicz.
Daar begon een treinreis van vijf dagen die eindigde in het
KZ Dachau.
|
Bevrijd door AK Battaljon "Zoska" |
Niet alle gevangenen werden uit KZ Warschau geëvacueerd. Een groep van enkele honderden
gevangenen kreeg tot taak het kamp te liquideren. Een kleinere groep Poolse Joden (onder wie ok
vrouwen) uit de Pawiak gevangenis werd aan deze groep toegevoegd. Bij het begin van de opstand in
Warschau op
1 augustus 1944, bestond de hele groep uit circa
400 gevangenen. Op
5 augustus 1944 werd het kamp bevrijd
door een eenheid van Poolse AK opstandelingen, na een gevecht met de SS. 348 mensen (onder wie 24
vrouwen) werden bevrijd, en de meesten van hen sloten zich bij de Poolse opstandelingen aan. De bevrijde
gevangenen informeerden de Joodse organisaties en de Poolse regering in ballingschap in
Londen via de radio over hun bevrijding. Enkelen van hen
overleefden de Opstand van Warschau en beleefden het einde van de oorlog.
Het karakter van het KZ Warschau was dat van een
dwangarbeiders- en concentratiekamp. Er waren geen gaskamers, en de meeste gevangenen die in het
kamp omkwamen, stierven als gevolg van de primitieve werk- en leefomstandigheden.
Bronnen:
Archiefdocumenten uit het Staats Museum Majdanek.
T. Berenstein, A. Rutkowski:
Obóz koncentracyjny dla Żydów w Warszawie (1943-1944).
(The Concentration Camp for the Jews in Warsaw 1943-1944). In: "Biuletyn Zydowskiego Instytutu Historycznego",
No. 62 (1967)
Cz. Rajca:
Podobozy Majdanka (The Sub-camps of Majdanek). In: Majdanek 1941-1944. Red. T. Mencel.
Lublin 1991.
Foto's:
Powstanie Warszawskie 1944, Okiem Polskiej Kamery, by W. Jewsiewicki, and GFH
*
© ARC 2006