Wieniawa was een buitenwijk
van
Lublin.
Bij het uitbreken van WO 2 waren de meeste bewoners van
Wieniawa
Joden (rond 75% van de bevolking). Het was een oude Joodse gemeenschap, gevestigd in de 17e eeuw, met
haar eigen synagoge en begraafplaats. Tijdens WO 1 werd de hele voorstad geannexeerd door de stad
Lublin.
Wieniawa,
hoewel gelegen vlak bij het mondaine centrum van de stad, was zeer arm. De meeste huizen waren van hout.
Het grootste gebouw was de synagoge, gebouwd in de 18e eeuw, midden in het centrum van de voorstad.
Toen
Lublin werd ingenomen door het Duitse leger, werd
Wieniawa, dat grensde aan de wijk waar het Duitse
bestuur zich had gevestigd, in die wijk opgenomen. Er was daarom geen plaats meer voor de Joden. In
maart 1940 werd de hele Joodse bevolking van
Wieniawa verplaatst naar het
getto van Lublin. Daarna werden
groepen Joden uit
Lublin
naar
Wieniawa
gestuurd om de Joodse behuizingen te slopen. Volgens de plannen, ontworpen door
Odilo Globocnik, zouden in de voormalige
buitenwijk recreatievoorzieningen worden gebouwd ten behoeve van de SS en de Duitse bevolking van
Lublin in het algemeen.
|
Voormalig zwembad |
Een begin met de bouw werd gemaakt in
1940 - 1941. De Joodse
begraafplaats werd volledig verwoest en de grafstenen werden gebruikt als bouwmateriaal in de Duitse
wijk (sommige van deze grafstenen werden in
1994 teruggevonden
tijdens renovatiewerkzaamheden op de binnenplaatsen van de vroegere Duitse huizen; zij kregen een
plaats op de Nieuwe Joodse Begraafplaats in
Lublin).
In
1941 startte de SS met de bouw van een sportpark en een zwembad
op een deel van de Joodse begraafplaats van
Wieniawa.
De dwangarbeiders die het werk moesten uitvoeren waren Joden uit het
getto van Lublin en, volgens sommige getuiteverklaringen,
een groep Franse krijgsgevangenen, die waren ondergebracht in één barak aan de
Leszczynskiego Straat. Vanaf het begin werd de plaats van het
werkkamp aangeduid als de
SS-Sportplatz, door zowel de Duitsers als de gevangenen.
Voorjaar 1942, bij het begin van de
Aktion Reinhard,
werd een regulier werkkamp gevestigd aan de
Ogrodkowa Straat,
vlakbij de
Sportplatz. Het is niet duidelijk of vanaf het begin alleen Joden in dit kamp gevangen
zaten die afkomnstig waren uit het concentratiekamp
Majdanek, of dat er onder hen ook Joden waren,
afkomstig van selecties uit het
getto van Lublin,
ten tijde van de deportaties naar het vernietigingskamp
Belzec.
Het hoofdgebouw van het kamp was een voormalige cosmeticafabriek, geconfisqueerd Joods bezit.
De fabriek was eigendom geweest van
Roman Keindel,
vóór de oorlog eigenaar van de beroemde cosmetica-onderneming
Erika
uit
Lublin. Tijdens de oorlog werkte
Keindel, hoewel afgezet als eigenaar, nog steeds in de fabriek als
de belangrijkste specialist. Sinds de start van het kamp bekleedde hij de functie van
Lagerkapo op het
Sportplatz kamp.
|
Het grote stadion |
De fabriek was het grootste van de opstallen, en vanaf
voorjaar 1942
was hij afgezet met prikkeldraad. De gevangenen sliepen en werkten in hetzelfde gebouw, waarin
ook de SS bewakers waren ondergebracht. Later,
eind 1942,
werden twee of drie barakken gebouwd naast het fabrieksgebouw. In de eerste fase van het
werkkamp werden sommige Joodse gevangenen iedere dag naar toe gebracht vanuit het concentratiekamp
Majdanek. Pas na de bouw van de barakken verbleef er
een groep gevangenen permanent. Het
Sportplatz werd een “sub-kamp” van
Majdanek, genaamd
SS-Polizeiführerkommando Sportplatz.
In
1942 zaten er ongeveer 600 gevangenen in totaal. Omdat we
niet beschikken over verklaringen van overlevenden, is het moeilijk te zeggen of sommige gevangenen
ook in de fabriek werkten, of dat zij alleen werden ingezet bij de bouw van het stadion. Evenmin
bestaan er ooggetuigen van de leefomstandigheden in het kamp, maar volgens sommige bronnen
hadden de gevangenen in het
Sportplatz (onder wie Joden uit
Lublin) meer mogelijkheden om om contact te komen
met Polen, van wie ze voedsel kochten. Groepen Joodse krijgsgevangenen uit het
Lipowa Straat kamp werden eveneens dagelijks naar het
Sportplatz gebracht en sommige gevangenen beschikten over mogelijkheden om informatie
en voedsel met hen uit te wisselen. De bouwwerkzaamheden aan het SS-stadion stonden strikt genomen
los van
Aktion Reinhard, maar het feit dat er Joodse gevangenen uit
Majdanek werden gebruikt, betekende dat de
bouwactiviteiten in de praktijk deel gingen uitmaken van de
Aktion Reinhard.
Het andere deel van het
Sportplatz kamp – het gebouw van de cosmeticafabriek - had een
meer directe band met
Aktion Reinhard. Sinds begin
1942
was de normale productie van cosmetica gestaakt. In plaats daarvan werd het gebouw gebruikt als
speciale opslagplaats voor cosmetica, medicamenten en medische instrumenten. Deze waren in beslag
genomen ofwel van gedeporteerde Joden, tijdens de liquidatie van de getto’s in het
Generalgouvernement,
of direct uit de bagage van de slachtoffers van de kampen
Belzec,
Sobibor,
Treblinka, en
Majdanek. Kunstledematen werden hier eveneens verzameld,
gerepareerd en verkocht. Volgens de enige overlevende van het
Sportplatz kamp,
Dora Minc (Julia Celinska), was het een heel grote "fabriek"
waarin al dergelijke zaken werden gescheiden en hergebruikt. Een deel ging naar Duitse legerhospitalen in
Lublin; de rest werd verstuurd naar het
Reich.
De commandant van het kamp was
SS-Standortarzt Sturmbannführer Dr
Kurt Sickel, die door
Dora Minc
werd beschouwd als een goedaardig mens. De hoofdrol in het kamp werd gespeeld door mevrouw
Radischat, met wie
Globocnik
een verhouding had en die ook de minnares was van Dr
Sickel.
Zij had de supervisie over de gevangenen in de fabriek en nam ook deel in de niet-officiële plundering
van Joods bezit in
Lublin. Zij was zeer wreed tegenover de gevangenen.
Het
Sportplatz kamp bleef bestaan tot
3 november 1943,
d.w.z. tot de massa-executie van het
Erntefest. In
mei 1943
was het aantal Joodse gevangenen uit
Majdanek
dat hier werkte teruggebracht tot 149. Wegens gebrek aan documentatie is niet bekend of dit het totale
aantal gevangenen was in het kamp, of alleen de groep die het SS-stadion bouwde. Waarschijnlijk komen
de gevangenen die in de cosmeticafabriek werkten, niet voor in de administratie van het concentratiekamp
Majdanek, en werden zij apart
geregistreerd als dwangarbeiders van
Aktion Reinhard.
|
Het sportpark vandaag |
Volgens
Dora Minc was er een soort verzetsgroep onder
de gevangenen in de fabriek. Zij bereidden een massale ontsnapping voor uit het kamp op het moment dat
het zou worden opgeheven. De leider van deze groep was
Roman Keindel, die relaties had met het Poolse verzet.
Dankzij zijn contacten met de Polen was hij in staat schuilplaatsen te organiseren in
Lublin voor de groep die zou ontsnappen. De liquidatie van het kamp
werd echter door de Duitsers in het geheim gepland, en niemand van de groep had zich voorbereid op een
ontsnapping toen het moment daar was. Vroeg in de ochtend arriveerden vrachtwagens op het
Sportplatz
en alle gevangenen werden ingeladen. Alleen
Dora Minc,
die buiten het kamp aan het werk was in het huis van mevrouw
Radischat, ontsnapte op het laatste moment. Zij zag nog hoe
Keindel zelfmoord pleegde door vergif in te nemen.
Na de
Aktion Erntefest werd het
kamp gesloten. Het fabrieksgebouw bleef staan tot de
late jaren 1970,
toen het werd gesloopt om plaats te maken voor nieuwe flatgebouwen. Het oude SS-sportpark bestaat
vandaag nog steeds en is in gebruik bij de sportclub "Lublinianka". Het stadion ligt voor een deel op de
vroegere Joodse begraafplaats. Er is geen gedenkteken opgericht ter herinnering aan het kamp of de
vernielde begraafplaats, die eens op deze plaats hebben gelegen.
Bronnen:
Archief van het Staatsmuseum Majdanek,
The Jewish Memoirs
Archief van de Regionale Commissie voor Onderzoek naar Nazi Misdaden in Lublin
Onderzoek naar het Kamp aan de Leszczynskiego straat
Majdanek 1941-1944, Red. By T. Mencel, Lublin 1991
T. Radzik:
Lubelska dzielnica zamknieta, Lublin 1999
© ARC 2005