|
Interactieve plattegrond met foto’s * |
Het dwangarbeiderskamp in Poniatowa was gelegen 30 km ten westen van
Lublin.
Kort vóór
1939 startten de Poolse autoriteiten met de bouw
van een fabriek voor de uitrusting van de verbindingsdienst van het Poolse leger in Poniatowa. De dienstwoningen
bij het complex (21 eenheden) en de eerste fabrieksgebouwen werden opgetrokken in het bos nabij het dorp
Poniatowa. Een nieuwe smalspoorbaan verbond Poniatowa met
Opole Lubelskie en het hoofdstation
in
Naleczow.
Door het uitbreken van de oorlog kwam de fabriek echter nooit in gebruik. De Duitse
Wehrmacht
vestigde in de gebouwen een legerkamp, tot
1941.
In
september 1941 besloten de nazi’s deze gebouwen te gebruiken als kamp
voor 25.000 Sovjet krijgsgevangenen. Om de fabriek werd een prikkeldraadafzetting aangelegd met 16 wachttorens.
Het kamp werd aangeduid als
Stalag 359 (Stalag = Stammlager). De transporten met Sovjet
krijgsgevangenen kwamen aan op het
station van Naleczow,
waarvandaan de Sovjet soldaten te voet verder moesten naar Poniatowa.
Zij werden mishandeld op hun weg naar het kamp en velen overleefden die niet.
Tussen september en december 1941 werden bijna 24.000 Sovjet
krijgsgevangenen gedeporteerd naar Poniatowa.
|
Perron smalspoorbaan * |
|
Hoofdingang |
De gevangenen leefden in de fabrieksgebouwen, die niet berekend waren op bewoning door zulke grote
aantallen mensen. Sommige gevangenen moesten dag en nacht in de openlucht verblijven. De omstandigheden
waren erg onhyhiënisch; er was geen gelegenheid om de kleren te wassen of je te verschonen.
Veel krijgsgevangenen stierven aan typhus epidemieën en van de honger. Zij werden gedwongen tot
de bouw van nieuwe barakken en de aanleg van een watervoorziening.
Begin 1942
was het sterftecijfer in het kamp op zijn hoogst, dagelijks stierven bijna duizend mensen. In het
voorjaar van 1942 waren in het kamp nog maar 500 krijgsgevangenen in leven.
Deze overlevenden (overwegend
Volksdeutsche) besloten zich aan te sluiten bij de SS eenheden
die werden getraind in het SS trainingskamp in
Trawniki.
Daarna werd het Sovjet krijgsgevangenkamp geliquideerd. De circa 22.000 gevangenen die waren gestorven
en vermoord, werden begraven in 32 massagraven in de omgeving van het kamp.
In
oktober 1942 kwam
Amon Göth, (de latere commandant van het
Plaszow werkkamp in
Krakow naar Poniatowa en begon een dwangarbeiderskamp
op te zetten voor Joodse gevangenen. Het vestigen van dit Joodse werkkamp maakte deel uit van
Aktion Reinhard en was een
uitvloeisel van
Heinrich Himmler' speciale opdracht tot het gebruik
van Joodse arbeidskracht ten behoeve van de oorlogsproductie.
Göth besloot dat het Poniatowa kamp rond 9.000 Joodse
gevangenen moest kunnen huisvesten. Zie de
plattegrond van de Zentralbauleitung der SS und Polizei
van het geplande kamp.
|
Barakken in het kamp * |
Het kamp was verdeeld in drie secties: de fabrieksgebouwen, de administratie en de barakken voor de gevangenen.
30 barakken werden gebouwd in de directe nabijheid van het kamp. De Joodse gevangenen werden gedeporteerd
naar Poniatowa vanuit het getto in
Opole Lubelskie
(het belangrijkste doorgangsgetto in het district
Pulawy)
in
oktober 1942. Het waren geselecteerde Joden, voornamelijk uit
Wenen en Slowakije. Het grootste aantal Joodse gevangenen arriveerde
in het kamp tijdens de
opstand in het getto van Warschau in
april - mei 1943.
|
Deportatie * |
Deze groep van circa 15.000 Joden had gewerkt in de
onderneming van Walter Toebbens in het
Warschauer getto. Kleine transporten uit het
bedrijf van Toebbens werden al in
februari en maart 1943 naar Poniatowa gestuurd
en de Duitse industrieel spoorde de Joodse arbeiders persoonlijk aan om over te komen naar Poniatowa, met
als argument dat dit de enige mogelijkheid was om te overleven.
Toebbens onderhield goede relaties met
Odilo Globocnik. Hij was het met
Globocnik eens dat zijn fabrieken en werkplaatsen in het getto
deel zouden kunnen worden van de
Osti bedrijven, opgericht door
Globocnik en de SS in
januari 1943,
om beter gebruik te maken van de Joodse arbeidskrachten in het district
Lublin en beter het Joodse bezit in het
Generalgouvernement
te kunnen plunderen. Het is belangrijk te weten dat het
bedrijf van Toebbens destijds het
grootste bedrijf was in het
getto van Warschau.
Kleinere groepen Joodse gevangenen kwamen naar Poniatowa uit de
getto’s van Belzyce
en
Staszow en in
mei 1943 werd een groep van 807 Joden geselecteerd in het vernietigingskamp
Treblinka om te gaan werken in Poniatowa.
De Joodse gevangenen die werden gedeporteerd naar Poniatowa waren hoofdzakelijk gespecialiseerde
arbeiders of jonge mensen die hard konden werken. Vaak kwamen echter ook hele families met kinderen in
Poniatowa terecht. Daaronder bevonden zich gefortuneerde en invloedrijke mensen uit het
getto van Warschau, bijvoorbeeld de families van de leden
van de
Judenrat. Ook leefde een grote groep dokters, artiesten, vroegere industriëlen en
kooplieden uit
Warschau in het Poniatowa kamp.
De meest geprivilegieerde groep bestond uit Oostenrijkse en Slowaakse Joden, die de beste functies in het
kamp bekleedden en die door de Poolse Joden dikwijls werden beschuldigd van collaboratie.
De kamp-elite, zo’n 3.000 gevangenen, woonde in het "woongebied", samen met hun familie.
De leefomstandigheden waren hier beter en zij hadden de mogelijkheid om handel te drijven met Poolse
boeren uit de omliggende dorpen. Zij beschikten ook over een theater en over een gemeenschappelijke keuken.
De grootste groep gevangenen leefde in een fabriekshal en in de 30 barakken rond de fabriek. Mannen,
vrouwen en kinderen bewoonden gezamenlijk deze overvolle ruimte. Gemiddeld woonden 300 gevangenen
in één barak. Het slechtst waren de leefomstandigheden in de fabriekshal waar duizenden
gevangenen moesten wonen. Daar waren maar vier waterkranen. Het was er sterk vervuild en
het stonk verschrikkelijk.
In de
kampkeuken kregen de gevangenen hun dagelijks
voedselrantsoen: koffie zonder suiker als ontbijt, waterige soep als lunch en 250 gram brood met koffie als
avondeten. De gevangenen die niet werkten kregen slechts 100 gram brood en koffie. Wie nog over
geld beschikte, kocht aanvullend voedsel op de zwarte markt, waar de prijzen voor gesmokkelde
etenswaar 50 % hoger lagen dan de officiële prijzen.
|
Naaiatelier * |
|
SS gebouw
* * |
De meeste gevangenen, rond de 10.000 mensen, werkten in het
bedrijf van Toebbens,
waar voornamelijk textiel en lederen producten werden gemaakt, of de kleding werd geselecteerd van
de slachtoffers van
Aktion Reinhard. De productie van de
Toebbens fabrieken in
Poniatowa was helemaal bestemd voor militaire doeleinden. Het grootste deel van de arbeiders van
Toebbens naaide uniformen voor het Duitse leger. Zij werden beter behandeld dan de
andere gevangenen. De gevangenen met nummers boven de 10.000 werkten voor de SS: zij bouwden
barakken, legden straten en waterleidingen aan of kapten bomen in het bos. Hier was het werk
zwaar en werden de gevangenen grover behandeld.
Tot
augustus 1943 was het regiem in het Poniatowa kamp nog tamelijk mild.
Sommige gevangenen hadden de mogelijkheid om voedsel het kamp binnen te smokkelen. De SS
organiseerde dit om te laten zien dat niet alle Joden werden gedood en dat vakkrachten een kans hadden
om te overleven. In
augustus 1943 bracht
Odilo Globocnik het kamp een bezoek en van toen af werden de
gevangenen behandeld als in een concentratiekamp. Elke schending van de kampregels werd bestraft met
de dood. De SS paste vaak het principe van collectieve verantwoordelijkheid toe; zo werd na de vlucht
van één gevangene een hele groep geëxecuteerd. Dagelijks werd een aantal
mensen omgebracht. De lichamen van de vermoorden werden verbrand in een primitief crematorium.
Dit was een ijzeren bed waaronder een vuur werd aangestoken. Het "echte" crematorium was nog in aanbouw.
De SS-staf in het kamp was voorheen werkzaam geweest in het vernietigingskamp
Belzec.
SS-Obersturmführer
Gottlieb Hering, de laatste
commandant van
Belzec,
werd commandant van Poniatowa in het
voorjaar van 1943.
Zijn plaatsvervanger
Wallerang kreeg van de gevangenen
de bijnaam "Handschoen", omdat hij gewoonlijk witte handschoenen droeg. De ergste beul in het kamp was
Heinrich Gley, ook
een SS-er uit
Belzec.
De SS staf bestond in totaal uit 40 personen. Civiel directeur van de fabriek was
Ernst Jahn, een
Volksdeutscher, een voormalig Pools
burger die vloeiend Polish, Duits, Engels en Hebreeuws sprak.
|
Fajnkind * |
Hij verzette zich openlijk tegen de SS-ers in het kamp en werd waarschijnlijk gedood door de SS in
Tomaszow Mazowiecki, vóór de liquidatie
van het kamp. Zijn opvolger was
Bauch, die deelnam aan het vermoorden van
gevangenen. Andere mannen uit de
Aktion Reinhard die dienst deden in Poniatowa waren
Ernst Zierke, Hans Zänker,
en
Robert Jührs.
Onder de Oekraïense bewakers in Poniatowa, waren ook
Trawniki mannen uit het
vernietigingskamp
Belzec.
Er waren veel verzetstrijders uit het
getto van Warschau
onder de gevangenen. Zij zetten een afdeling van de Joodse Strijders Organisatie (ZOB) op binnen het kamp,
met
Majlech Fajnkind als commandant. De ZOB had contact met
de Joodse ondergrondse in
Warschau en "Zegota", de Raad voor Hulp
aan Joden in Bezet Polen. Dankzij deze contacten konden geld, medicijnen, lesmateriaal en wapens het
kamp worden binnengesmokkeld. "Arische" ID-kaarten werden nagemaakt voor Joden die wilden ontsnappen.
De meeste ontsnapten gingen naar
Warschau (de ontsnapten die de
oorlog overleefden schreven later in hun memoires over het kamp). De Joodse en Poolse ondergrondse
publiceerden verslagen over Poniatowa die de beste bron blijven voor de geschiedschrijving van het kamp.
De ondergrondse beweging in het kamp plande verschillende acties tegen de SS-ers, maar
de ZOB in Poniatowa was niet voldoende toegerust voor grote verzetsdaden.
|
Dubbel hekwerk om het kamp |
Het kamp in Poniatowa werd geliquideerd op
4 november 1943, tijdens de
Aktion Erntefest ("Operatie Oogstfeest").
Enkele dagen vóór de massa-executie moesten de gevangenen hun eigen massagraven graven.
Sommige lagen binnen het kamp, recht voor het gebouw van de kampadministratie, andere buiten het kamp,
vijf kilometer van de
Wronow Straat. Aan de gevangenen
werd verteld dat zij schuilkelders moesten aanleggen tegen luchtaanvallen (
Splittergräben).
Om 5 uur in de ochtend van
4 november 1943 werden alle gevangenen op
appèl geroepen. Ze werden naar een grote loods gestuurd. Daar werden ze allemaal opgesloten.
Van tijd tot tijd haalde de SS groepen van 50 Joden uit de loods. Ze moesten in de open lucht hun schoenen
uitdoen en hun waardevolle bezittingen in manden deponeren. In een naburige barak kregen zij opdracht
zich uit te kleden, daarna werden ze naar de kuilen gevoerd. De slachtoffers moesten op de bodem van
de kuil gaan liggen, met hun gezicht naar beneden. Dan werden ze doodgeschoten. Tijdens de executie
klonk er muziek uit auto’s met luidsprekers om het gegil en het schieten te overstemmen.
In één barak, waar leden van de ondergrondse beweging in het kamp waren verzameld,
werd op de SS-ers geschoten. De SS stak de barak in brand en zo verbrandde de hele groep strijders levend.
Poolse brandweerlieden uit
Opole Lubelskie waren hiervan
getuige, zij zagen de rookwolken boven het kamp. Rond de 14.000 mensen werden die dag doodgeschoten.
Een groep van 150 - 200 geselecteerde Joden kreeg opdracht de lijken te verbranden. Zij weigerden dit en
werden eveneens doodgeschoten. De leden van het
Sonderkommando uit
Majdanek en de Joodse gevangenen die tijdens
de
Aktion Erntefest in
Majdanek waren geselecteerd, werden
daarom naar Poniatowa overgebracht, waar zij gedurende een aantal weken de kleding van de slachtoffers
sorteerden en de lijken verbrandden.
Er bestaan slechts twee getuigenissen van overlevenden van de
Erntefest executies in Poniatowa.
Na de oorlog schreven twee vrouwen,
Estera Rubinsztajn en
Ludwika Fiszer, hun herinneringen aan deze massa-executie op.
Beiden overleefden het geweervuur, onder de lijken van anderen in de massagraven van Poniatowa.
Tegenwoordig staan er in Poniatowa zes gedenktekens, maar zonder vermelding van het Joodse werkkamp
en de executies van de
Aktion Erntefest.
Foto's:
GFH
*
Artur Podgorski
*
Bronnen:
Getuigeverklaringen op het Joods Historisch Instituut in Warschau.
Verslagen van de Joodse en Poolse ondergrondse, bewaard op het Joods Historisch Instituut in Warschau.
Documentatie van de onderzoeken, georganiseerd door de Onderzoeks Commissie naar Nazi Misdaden
in Lublin in 1947 en 1967. Nationaal Gedenk Instituut in Lublin en Staats Museum Majdanek.
Ooggetuigeverslag van Ludwika Fiszer:
www.zchor.org/poniatowa/fiszer.htm
Tatiana Berenstein: Obozy pracy przymusowej dla Zydow w dystrykcie lubelskim
(De dwangarbeiderskampen voor Joden in het district Lublin). "Biuletyn ZIH", 1957, nr 54.
Nachman Blumental: Materialy i dokumenty z czasow okupacji niemieckiej w Polsce
(Materiaal en documenten uit de tijd van de Duitse bezetting van Polen). Vol. I, Obozy (The Camps). Lodz 1946.
Ryszard Gicewicz: Oboz pracy w Poniatowej 1941-1943 (Het werkkamp in Poniatowa 1941-1943).
"Zeszyty Majdanka", Vol. X (1980).
Wij danken bijzonder Artur Podgorski, Polen, voor zijn zeer gewaardeerde hulp.
© ARC 2006