Uittreksel uit het proces-verbaal van verhoor van krijgsgevangene
Heinrich Gustav Wilhelm Wied,
betreffende Bekleidungswerk Lublin, december 1943 – april 1944.
Wied werd geboren in
Oschersleben
op
9 juni 1909.
Hij was werkzaam bij de
Kripo (Kriminalpolizei, recherche) in de rang van
SS-Hauptsturmführer.
Het bedrijf
Bekleidungswerk Lublin was opgericht om de eigendommen, afgenomen van gevangenen
van het
KZ Lublin
(
Majdanek) te verzamelen en ten nutte te maken.
Het was ook dienstbaar aan het
Arbeitslager Pulawy en
verschillende andere kampen in het gebied rond
Lublin.
Bekleidungswerk Lublin had 3 hangars op het niet meer in gebruik zijnde
vliegveld Lublin in
gebruik als fabriekshal, en werd bestuurd door een staf van circa 70 SS-ers. Verantwoordelijk voor de exploitatie
was de
Reichskanzlei in
Berlijn, Voss-Straße 4.
Wied constateerde dat de Duitse
Stiftung für Anstaltspflege (de
euthanasie-organisatie "T4") verantwoordelijk
was voor de liquidatie van Joden in de concentratiekampen en van patiënten in psychiatrische inrichtingen.
Deze activiteit droeg de codenaam
"
Aktion Reinhard". De leidende figuren
waren
Oberregierungsrat Allers,
SS-Sturmbannführer
Wirth, en
SS-Hauptsturmführer
Hering. De toenmalige politiechef
van
Lublin,
SS-Gruppenführer
Globocnik, was eveneens verantwoordelijk.
|
Pistoolholster uit Lublin |
Wied’s onderzoek
in
Lublin bevestigde dat 18 SS-ers,
voornamelijk staf medewerkers van het
Bekleidungswerk, zich schuldig hadden gemaakt aan corruptie op grote schaal. Zolang
zijn onderzoek duurde moest
Wied vechten tegen hogere
functionarissen uit de
Sipo/SD, die hem
probeerden te dwarsbomen omdat zij daar zelf diep in waren betrokken. because they themselves were
also deeply implicated. Zo kwam de voornoemde
Allers
tussenbeide ten gunste van één van de aangeklaagde SS-ers, tussen wiens bezittingen
Wied onder meer gesloten juwelen en kleding had aangetroffen.
Allers verklaarde dat de verdachte de spullen onder zich
had genomen met toestemming van het bestuur van de
Stiftung.
De procedures tegen de 18 verdachten werden gevoerd voor het
SS und Polizeigericht in
Kassel. Vonnissen tot 3 jaar gevangenisstraf werden opgelegd,
maar in sommige gevallen kon geen straf worden opgelegd omdat de verdachten niet aanwezig waren,
naar men zei wegens dienst aan het front.
Het verzet tegen
Wied’s ingrijpen in deze winstgevende zwendel in
Lublin kwam op diverse manieren tot
uitdrukking. Eenmaal trof hij de banden van zijn auto doorgesneden aan, een andere keer had men
suiker in zijn benzinetank gedaan.
Moordkamp Lublin:
Naast het
KZ Lublin (Majdanek) stond een
crematorium dat door
Wied persoonlijk werd bezocht.
Het was een gebouw van één
verdieping bestaande uit het mortuarium, een zestal ovens en de woning van
de opzichter,
SS-Oberscharführer
Musfeld. Als de wind de verkeerde kant op stond, was de
stank in
Lublin, 6 km verderop, walgelijk. Blijkbaar
werden de slachtoffers voornamelijk met vrachtwagens
aangevoerd, geëxecuteerd (
Wied
denkt door doodschieten), en vervolgens gecremeerd.
Wirth en
Hering
speelden een hierbij prominente rol. Een zekere
Schott,
van wie
Wied deze informatie kreeg, had hen daar openlijk over horen opscheppen.
Tegenwerking: De staf van het
Bekleidungswerk Lublin kwam onder bevel van
SS-Standortkommandant, SS-Sturmbannführer
Wippern. Deze toonde niet de minste animo om
Wied bij zijn onderzoek te steunen,
waarschijnlijk omdat ook hij te diep betrokken was
geraakt in de corruptie. Er was geen controle op of instructie wat te doen met bezittingen,
afgenomen van gevangenen. Het was duidelijk te zien aan het verkwistende uitgavenpatroon
en de extravagante leefwijze van de leiding van zowel het KZ als het
Bekleidungswerk,
dat dit hun belangrijkste bron van inkomen moest zijn.
Allers deed er ook alles aan het onderzoek te frustreren,
bij voorbeeld in het geval van de huiszoekingen bij
SS-Sturmscharführer
Rottenfüsser en een andere SS-er, beide in de stad
Dachau.
Wied ontdekte een hoeveelheid bezittingen, gestolen van gevangenen.
Allers, waarschijnlijk op aandringen van
SS-Sturmbannführer Wirth, dekte de dieven door
een officiële verklaring dat zij toestemming hadden van zijn organisatie
Gemeinnützige Stiftung für Anstaltspflege om de goederen onder zich te nemen.
Wied gaf commentaar op verschillende leden van de SS in
Lublin:
SS-Rottenführer Ernst Gollack, geboren in
1915 (?), 176 cm lang, stevig gebouwd, rond vol gezicht, rood haar, wiens
gezin woonde in
Katowice (Kattowitz). Hij was vóór
de oorlog bewaker geweest in KZ’s, sinds
1940 in Lublin, daarvoor in
Majdanek, later in the
Bekleidungswerk.
Hij werd verdacht van diefstal.
SS-Oberscharführer Winkler, in
1943
in dienst gekomen bij het
Bekleidungswerk. Wied onderzocht de verwerving van zijn
huis bij
Kochel, Beieren, maar vond niets.
SS-Sturmbannführer Wippern, leider van de
Standortkommandantur in Lublin. Tolereerde op zijn minst de diefstal van het bezit van gevangenen
in het
KZ Lublin (Majdanek), maar maakte waarschijnlijk
zelf ook deel uit van dit netwerk.
Bron: PRO / WO 309/521
© ARC 2006