ARC Main Page Alter Flugplatz Kamp

Bekleidungswerk Lublin

Laatste Update 27 juni 2005





Uittreksel uit het proces-verbaal van verhoor van krijgsgevangene Heinrich Gustav Wilhelm Wied, betreffende Bekleidungswerk Lublin, december 1943 – april 1944.

Wied werd geboren in Oschersleben op 9 juni 1909. Hij was werkzaam bij de Kripo (Kriminalpolizei, recherche) in de rang van SS-Hauptsturmführer.
Het bedrijf Bekleidungswerk Lublin was opgericht om de eigendommen, afgenomen van gevangenen van het KZ Lublin (Majdanek) te verzamelen en ten nutte te maken. Het was ook dienstbaar aan het Arbeitslager Pulawy en verschillende andere kampen in het gebied rond Lublin.
Bekleidungswerk Lublin had 3 hangars op het niet meer in gebruik zijnde vliegveld Lublin in gebruik als fabriekshal, en werd bestuurd door een staf van circa 70 SS-ers. Verantwoordelijk voor de exploitatie was de Reichskanzlei in Berlijn, Voss-Straße 4.
Wied constateerde dat de Duitse Stiftung für Anstaltspflege (de euthanasie-organisatie "T4") verantwoordelijk was voor de liquidatie van Joden in de concentratiekampen en van patiënten in psychiatrische inrichtingen. Deze activiteit droeg de codenaam "Aktion Reinhard". De leidende figuren waren Oberregierungsrat Allers, SS-Sturmbannführer Wirth, en SS-Hauptsturmführer Hering. De toenmalige politiechef van Lublin, SS-Gruppenführer Globocnik, was eveneens verantwoordelijk.

Pistol Holster from Lublin
Pistoolholster uit Lublin
Wied’s onderzoek in Lublin bevestigde dat 18 SS-ers, voornamelijk staf medewerkers van het Bekleidungswerk, zich schuldig hadden gemaakt aan corruptie op grote schaal. Zolang zijn onderzoek duurde moest Wied vechten tegen hogere functionarissen uit de Sipo/SD, die hem probeerden te dwarsbomen omdat zij daar zelf diep in waren betrokken. because they themselves were also deeply implicated. Zo kwam de voornoemde Allers tussenbeide ten gunste van één van de aangeklaagde SS-ers, tussen wiens bezittingen Wied onder meer gesloten juwelen en kleding had aangetroffen. Allers verklaarde dat de verdachte de spullen onder zich had genomen met toestemming van het bestuur van de Stiftung.

De procedures tegen de 18 verdachten werden gevoerd voor het SS und Polizeigericht in Kassel. Vonnissen tot 3 jaar gevangenisstraf werden opgelegd, maar in sommige gevallen kon geen straf worden opgelegd omdat de verdachten niet aanwezig waren, naar men zei wegens dienst aan het front.
Het verzet tegen Wied’s ingrijpen in deze winstgevende zwendel in Lublin kwam op diverse manieren tot uitdrukking. Eenmaal trof hij de banden van zijn auto doorgesneden aan, een andere keer had men suiker in zijn benzinetank gedaan.

Moordkamp Lublin:
Naast het KZ Lublin (Majdanek) stond een crematorium dat door Wied persoonlijk werd bezocht. Het was een gebouw van één verdieping bestaande uit het mortuarium, een zestal ovens en de woning van de opzichter, SS-Oberscharführer Musfeld. Als de wind de verkeerde kant op stond, was de stank in Lublin, 6 km verderop, walgelijk. Blijkbaar werden de slachtoffers voornamelijk met vrachtwagens aangevoerd, geëxecuteerd (Wied denkt door doodschieten), en vervolgens gecremeerd.
Wirth en Hering speelden een hierbij prominente rol. Een zekere Schott, van wie Wied deze informatie kreeg, had hen daar openlijk over horen opscheppen.

Tegenwerking: De staf van het Bekleidungswerk Lublin kwam onder bevel van SS-Standortkommandant, SS-Sturmbannführer Wippern. Deze toonde niet de minste animo om Wied bij zijn onderzoek te steunen, waarschijnlijk omdat ook hij te diep betrokken was geraakt in de corruptie. Er was geen controle op of instructie wat te doen met bezittingen, afgenomen van gevangenen. Het was duidelijk te zien aan het verkwistende uitgavenpatroon en de extravagante leefwijze van de leiding van zowel het KZ als het Bekleidungswerk, dat dit hun belangrijkste bron van inkomen moest zijn.
Allers deed er ook alles aan het onderzoek te frustreren, bij voorbeeld in het geval van de huiszoekingen bij SS-Sturmscharführer Rottenfüsser en een andere SS-er, beide in de stad Dachau.
Wied ontdekte een hoeveelheid bezittingen, gestolen van gevangenen. Allers, waarschijnlijk op aandringen van SS-Sturmbannführer Wirth, dekte de dieven door een officiële verklaring dat zij toestemming hadden van zijn organisatie Gemeinnützige Stiftung für Anstaltspflege om de goederen onder zich te nemen.

Wied gaf commentaar op verschillende leden van de SS in Lublin:
SS-Rottenführer Ernst Gollack, geboren in 1915 (?), 176 cm lang, stevig gebouwd, rond vol gezicht, rood haar, wiens gezin woonde in Katowice (Kattowitz). Hij was vóór de oorlog bewaker geweest in KZ’s, sinds 1940 in Lublin, daarvoor in Majdanek, later in the Bekleidungswerk. Hij werd verdacht van diefstal.
SS-Oberscharführer Winkler, in 1943 in dienst gekomen bij het Bekleidungswerk. Wied onderzocht de verwerving van zijn huis bij Kochel, Beieren, maar vond niets.
SS-Sturmbannführer Wippern, leider van de Standortkommandantur in Lublin. Tolereerde op zijn minst de diefstal van het bezit van gevangenen in het KZ Lublin (Majdanek), maar maakte waarschijnlijk zelf ook deel uit van dit netwerk.

Bron: PRO / WO 309/521

© ARC 2006