|
Plattegrond van het kamp |
|
Chelmno 1941 * |
Het vernietigingskamp in Chelmno werd ingericht om de Joden uit de
Warthegau (de geannexeerde
Poolse provincie
Poznan en delen van de gewesten
Bydgoszcz, Lodz, Pomorze en Warschau) te
doden. In
1939 woonden er 4.922.000 mensen in deze districten,
onder wie 385.000 Joden.
Gauleiter Arthur Greiser riep de
Warthegau
uit tot "oefenterrein" van het nationaal-socialisme, waar de nazi bevolkingspolitiek in de praktijk werd gebracht.
Polen, Joden en zigeuners (Sinti en Roma) waren bestempeld als "
Untermenschen", minderwaardige
wezens. Discriminatie van de Polen werd gevolgd door vervolging en tenslotte uitroeiïng van de Roma
en de Joden. Zij die de eerste excessen overleefden, werden gedeporteerd naar werkkampen en getto’s,
waarvan het grootste was gelegen in de stad
Lodz.
Gauleiter Greiser kreeg uiteindelijk
Heinrich Himmler's toestemming om
alle Joden te doden die niet tot dwangarbeid in staat waren.
|
SS Hoofdkwartier in Chelmno |
Dit eerste nazi vernietigingskamp lag in het Poolse dorpje Chelmno nad Nerem (Duits:
Kulmhof). Chelmno ligt 60 km
NW van
Lodz
en 14 km ZO van
Kolo.
Kolo
is ligt aan de spoorbaan
Lodz -
Poznan.
Al vóór WO2 waren
Kolo en Chelmno met
elkaar verbonden via een smalspoorbaan, die liep van
Kolo naar
Dabie.
De nazi’s kozen een leegstaand landhuis in Chelmno (genaamd het
"
Kasteel") voor de uitroeiïng. Verschillende
andere gebouwen op het voormalige landgoed lagen binnen een 2.5 - 3 m hoge houten omheining en dichte
bebossing. De
graanschuur is heden ten dage nog te zien.
Uit veiligheidsoverwegingen werd de hoofdpoort tot dit terrein gebouwd als een sluis: wanneer de wachtposten
de ene poort openden, werd de andere gelijktijdig gesloten
|
Herbert Lange |
Het kamp werd ingericht in
november 1941, nadat vrijwel alle bewoners
uit de omgeving waren verdreven. De uitroeiïng van zigeuners en Joden werd uitgevoerd door het
z.g.
Sonderkommando Kulmhof, ook bekend als het
Sonderkommando Lange.
Deze speciale eenheid was genoemd naar haar eerste commandant,
SS-Hauptsturmführer
Herbert Lange. Later veranderde de naam in
Sonderkommando Bothmann, naar
SS-Hauptsturmführer
Hans Bothmann,
Lange's opvolger.
Lange had al enige ervaring opgedaan in het
doden van psychiatrische patiënten in Polen
tussen
eind 1939 en juni 1940 met behulp van
gaswagens. In Chelmno waren
de Joden voorbestemd om in dergelijke gaswagens te sterven.
Bij het begin van zijn activiteiten bestond het
SS-Sonderkommando Lange uit ongeveer 15 leden
van de veiligheidspolitie, die alle belangrijke posities in het kamp bekleedden, en 50 - 60 politiemannen van
de
1. Kompanie des Polizeibataillons Litzmannstadt (Lodz)
plus enkele politiemannen van de 2e compagnie, verdeeld over de secties "Transport", "Kasteel" en "Boskamp".
Het aantal reguliere politiemensen zal later gegroeid zijn tot ongeveer 100. Deze
SS- und Polizeimänner bewaakten ook de
hele omgeving. Volgens getuigen bezochten
Greiser en
Himmler Chelmno in zijn beginperiode.
Alle medewerkers van het
Sonderkommando ontvingen een speciale toeslag op hun loon. Over de
hoogte van die toeslag lopen de berichten uiteen.
Bruno Israel
getuigde dat hij een toeslag ontving van 13 RM per dag, rechtstreeks uitbetaald door
Bothmann. De vroegere chef van politie in het kamp,
Alois Häfele, beweerde dat de gewone politieman een extra
salaris kreeg van 12 RM per dag, en leidinggevenden 15 RM. De vrouw van
Josef Peham, een politiechef, vertelde dat de toeslag variëerde
van 10 - 13 RM per dag. Wat ook het juiste bedrag moge zijn, de leden van het
Sonderkommando
verdienden hierdoor meer dan het dubbele van hun normale loon.
Begin
maart 1943, aan het eind van de eerste fase van Chelmno,
arriveerde
Greiser samen met enkele leden van de NSDAP.
Er werd een feestje georganiseerd in de
"
Gaststätte Riga" in
Kolo
(
Warthbrücken), en iedere medewerker van het
Sonderkommando
kreeg 500 RM van
Greiser (eenmalig), met de toezegging dat ieder van hen twee
weken vakantie mocht komen doorbrengen op zijn privé landgoed in
Berlijn.
De rekening van dit feest werd gestuurd naar
de NSDAP
Gauleitung Wartheland.
De opdrachten van het
Kommando gingen direct uit naar een groep voormalige gevangenen
(hoofdzakelijk uit Fort VII in
Poznan) die waren
uitgekozen tijdens de euthanasie acties. Zij werkten voornamelijk, maar niet uitsluitend, in het boskamp.
Deze mannen ontvingen vele privileges, vooral na afloop van de werkdag, en zij werden niet als gevangenen behandeld
(
bekijk deze brief!). Deze speciale eenheid
bestond uit
Franciszek Piekarski, Henryk Mania,
Kajetan Skrzypczynski, Lech Jaskolski, Stanislaw Polubinski, Henryk Maliczak,
Stanislaw Szymanski en
Marian Libelt.
Zij werkten in Chelmno tijdens de eerste fase van het bestaan van het kamp, tot de komst van
Bothmann.
|
Overzichtskaart |
De meeste Joden werden aangevoerd per trein (gewoonlijk 1.000 personen, in 20 - 22 wagons) naar
het station van
Kolo. Tot
midden maart 1942
werden alle aangekomenen opgesloten in de
synagoge van Kolo totdat er vrachtwagens
beschikbaar waren om de mensen over te brengen naar Chelmno. Omdat de Duitse plaatselijke
bestuurders erover klaagden dat de Joden in het centrum van de stad werden opgesloten, veranderde
men dit per
medio maart. Van toen af
moesten de Joden
overstappen op het station van
Kolo, in wagons van de smalspoorbaan,
die hen 6 km verder bracht naar het dorp
Powiercie. Daar stopte de trein, en de slachtoffers kregen het bevel 1.5 km
door het bos te lopen tot het dorp
Zawadka, waar ze in een
molen werden opgesloten voor hun laatste nacht.
De volgende ochtend werden ze met vrachtwagens naar Chemno gebracht. Enkele andere transporten
werden direct per vrachtwagen naar Chelmno gebracht, waar de slachtoffers de nacht doorbrachten
alvorens te worden vergast. Volgens getuigen bezocht
Christian Wirth de locatie in het
voorjaar van 1942
In de tweede fase van Chelmno (
1944) werden de slachtoffers
direct met de smalspoorbaan van
Kolo naar
Chelmno gebracht, omdat de spoorbaan was gerepareerd (de houten brug over een zijrivier van de Warta
tussen
Powiercie en Chelmno was vernield door Poolse troepen
tijdens hun terugtocht in
1939).
|
Het "Kasteel" |
In Chelmno zelf arriveerden de mensen in het
Schlosslager (kasteelkamp). Tijdens de
eerste fase werden de Joden na binnenkomst toegesproken door cammandant
Bothmann, soms ook door zijn plaatsvervanger
SS-Untersturmführer Albert Plate,
Polizei-Meister Willy Lenz,
Polizei-Meister Alois Haeberle
of
Franciszek Piekarski,
ook medewerkers van het
Sonderkommando. Ze waren gekleed als de eigenaar van
het landgoed: hoed met veer, chique kleren, hoge laarzen en een pijp in de mond...
Ze vertelden de Joden dat sommigen van hen zouden moeten gaan werken in Oostenrijk of verder
naar het oosten, de anderen hier op het landgoed. Ze zouden netjes worden behandeld en goed te
eten krijgen. Om gezondheidsredenen zouden ze eerst moeten douchen terwijl hun kleren werden ontsmet.
Na deze geruststellende toespraak werden de Joden naar de kleedruimten op de eerste verdieping gebracht.
Daar moesten zij zich
uitkleden en hun waardevolle bezittingen afgeven.
Gedurende Chelmno's tweede fase verwelkomde een SS-er de Joden, op mogelijk dezelfde manier.
Voor zover niet door SS-ers achterover gedrukt, werden de zaken van waarde gestuurd naar
Pabianice bij
Lodz,
samen met de kleding van de slachtoffers. Daar had het bestuur van het getto van
Lodz een aantal warenhuizen ingericht waar de buit werd
verzameld en gesorteerd. De buitgemaakte spullen (bijv.
bont) werden onderzocht en dan
verstuurd naar Duitsland of verkocht
aan Duitsers die woonden in de
Warthegau. Op
9 september 1944
bijvorbeeld werden 775 polshorloges en 550 zakhorloges vanuit Chelmno naar het getto van
Lodz gestuurd. Veel kleding was doordrenkt met bloed en ontlasting.
Soms zat de Jodenster er nog op. Velen in Duitsland moeten daarom op de hoogte zijn geweest
van het lot van de Joden.
|
Funderingen van het Landhuis in 2004 |
Nadat ze zich hadden uitgekleed werden de mensen weer naar beneden gebracht, naar een gang
waar aan de muur bordjes hingen met teksten als "naar het bad" en "naar de dokter". Daar zeiden
de SS-ers tegen de Joden dat ze in een vrachtwagen moesten stappen die hen naar de badkamers
zou brengen. Ze kregen stukken
zeep mee. Drie Polen, die waarschijnlijk
zelf ter dood veroordeeld waren, sloegen de Joden met een zweep als ze niet snel genoeg de gaswagens
in gingen. Uiteindelijk kwamen de slachtoffers door een buitendeur via een houten opstap in de gaswagens.
De SS-ers sloten snel de luchtdichte deuren van de gaswagen en de chauffeur
(
Walter Burmeister onder anderen / "The Good Old Days"
- E. Klee, W. Dreeßen, V. Riess, The Free Press, NY, 1988., p. 219 - 220) zette de motor aan,
maar liet hem stationar draaien. Ondertussen sloot hij de uitlaat met een slang aan op de laadruimte van
de gaswagen, zodat de uitlaatgassen zich daarin konden verspreiden. Na 5 - 10 minuten vreselijk
geschreeuw waren alle mensen in de laadruimte gestikt. In Chelmno werden één grote
gaswagen (waarschijnlijk van het merk
Magirus, voor 150 slachtoffers) en twee kleinere
(een
Opel Blitz en een Diamond
Reo, voor 80 – 100 slachtoffers) gebruikt.
Volgens getuige
Israel was er nog een vierde voor
de ontsmetting van de kleding. Het
Sonderkommando heeft mogelijk speciale brandstof
gebruikt, vermengd met vergif. De motoren van de gaswagens liepen op benzine, niet op diesel.
|
Factuur |
Na de vergassing
reed de vrachtwagen naar het
Waldlager
(boskamp) in het
Rzuchowski Woud, circa 4 km verderop.
Op zekere dag vielen, onderweg naar het
Waldlager, in een bocht de deuren plotseling
open en tuimelden sommige lijken naar buiten. Sindsdien noemde men die bocht de
"
Bocht des Doods".
In het
Waldlager werden de lijken uitgeladen door gevangenen van het
Joodse
Waldkommando (boscommando). Men liet de uitlaatgassen 10 minuten
lang ontsnappen, daarna moest de laadruimte worden leeggehaald. Het
Waldkommando moest de lichamen inspecteren op sieraden en gouden tanden,
die werden uitgetrokken. Hoewel een onbekend aantal Joden erin slaagde te ontsnappen uit het
Waldkommando, waren er maar drie die het einde van de oorlog haalden:
Mordechai Podchlebnik uit de eerste fase van het kamp,
Mordechai Zurawski en Simon Srebnik uit de tweede... De eerste ontsnapte gevangene uit het
Waldkommando die over de toestanden in het kamp berichtte was
Szlamek Bajler (ook bekend als
Yakov Grojanowski),
die in het
getto van Warschau aan
Emanuel Ringelblum vertelde wat hij had meegemaakt.
Tot het
voorjaar van 1942 werden de lijken begraven in vier lange
massagraven. Daarna cremeerde men ze. Twee
crematoria werden gebouwd, die waarschijnlijk
werden aangevuld met twee
mobiele veldovens. Deze werden waarschijnlijk
geïnstalleerd om hun efficiency te testen. Het was in Chelmno dat
Paul Blobel voor het eerst experimenteerde met diverse methoden
om van de lijken af te komen, voordat hij het systeem perfectioneerde dat in gebruik was in de andere
vernietigingskampen in het oosten, met inbegrip van die van de
Aktion Reinhard. Ondanks alle
inspanningen zijn er nog steeds resten van
menselijke botten zichtbaar.
De leden van het
Waldkommando werden na korte tijd gedood en vervangen door nieuw
aangekomen gevangenen. Na de oorlog bevestigden bewoners van dorpen in de buurt dat er
voortdurend rook oprees uit de omgeving.
Adolf Eichmann
en
Rudolf Höß
bezochten Chelmno in de
herfst van 1942.
Verklaring van
Eichmann tijdens het eerste verhoor (na zijn
ontvoering) in
mei 1960 voorafgaand aan zijn proces, door de
Israëlische politieofficier
Avner W. Less:
"
Eichmann: ...Toen werd ik naar
Kulmhof (Chelmno) in de Warthegau gestuurd. Ik kreeg opdracht van Müller
om naar Litzmannstadt te gaan en te rapporteren wat daar gaande was.
Hij zei het niet op dezelfde manier … als Heydrich … niet zo grof.
`Daar gaat een actie tegen de Joden beginnen, Eichmann. Ga eens
kijken. En dan rapporteert u aan mij. ' I went to Gestapo headquarters in
Litzmannstadt -
Ik vertrok naar het Gestapo hoofdkwartier in Litzmannstadt,
dat nu weer Lodz heet – en daar werd mij verteld dat het om
een speciaal team ging, ingesteld door de Reichsführer. En ze vertelden me precies waar dit
Kulmhof lag. Ik weet alleen dat ik het volgende gezien heb: een ruimte, als ik me goed herinner misschien
vijf keer zo groot als deze, het kan ook vier keer zo groot geweest zijn. Daar bevonden zich Joden, die
moesten zich uitkleden, en dan reed er een vrachtwagen voor, die helemaal dicht was, waar vooraan de
deuren open gingen, en die reed tot zowat aan de opstapplaats. En daar moesten nu die naakte Joden naar
binnen. Dan werd de wagen gesloten en reed hij weg.
Less: Hoeveel mensen zaten er in die wagen?
Eichmann: Dat kan ik niet precies zeggen. Ik heb daar niet
precies op kunnen letten. Ik heb daar niet de hele tijd naar staan kijken. Dat kon ik niet, nee, het was wel
genoeg. Dat schreeuwen en, en, dat heeft me veel te veel aangegrepen en zo. Dat heb ik ook geschreven in
mijn bericht aan Müller. Hij heeft niet veel gedaan
met mijn berichtgeving. Ik reed dan achter die vrachtwagen aan – ik denk met één van
die lui daar, die er de weg kenden, en toen zag ik het meest afschuwelijke dat ik van mijn leven ooit had
gezien. De vrachtwagen reed tot aan een langwerpige groeve, de deuren gingen open en daar kwamen lijken
naar buiten, alsof ze nog leefden, zo beweeglijk waren de ledematen nog. Ze werden in die kuil gegooid,
ik zie daar nog hoe een man in burger met een tang tanden uittrekt, en toen ben ik hem gesmeerd.
Ben ingestapt en weggereden en kon geen woord meer uitbrengen... Ik kon niet meer verwerken. Ik weet
nog dat een arts daar, in een wit jasje, mij zei dat ik door een kijkgaatje moest kijken hoe ze daar binnen in die
vrachtwagen zaten. Daar heb ik voor bedankt. Ik kon het niet, ik kon niets meer zeggen, ik moest weg. Ik
ben naar Berlijn teruggekomen, heb
Gruppenführer Müller verslag gedaan.
Ik heb hem precies hetzelfde verteld als wat ik hier nu zeg, meer kon ik hem niet vertellen... Verschrikkelijk,
zeg ik, een inferno, kan niet, het is, ik kan dit niet, heb ik hem gezegd."
Höß over zijn bezoek aan Chelmno,
op
16 september 1942:
"
Gedurende mijn bezoek aan
Kulmhof zag ik de vernietigingsinstallaties
en de gaswagens terwijl ze werden gereed gemaakt voor het doden door uitlaatgassen. De chef van het
plaatselijke commando beschreef deze methode als erg onbetrouwbaar omdat het gas met horten en
stoten werd geproduceerd, en dikwijls onvoldoende was om te doden."
|
Deportatie uit Zychlin * |
|
Deportatie uit Wloclawek * |
Chelmno's eerste fase duurde van
7 december 1941 tot maart 1943.
De eerste slachtoffers kwamen uit plaatsen in de buurt:
Babiak,
Dabie, Deby Szlacheckie, Grodziec, Izbica Kujawska, Klodawa, Kolo, Kowale Panskie,
Nowiny Brdowskie en
Sompolno.
Midden januari begon de SS
met de uitroeiïng van de Joden uit het
getto van Lodz:
Tussen 16 en 29 januari 1942 werden 10.003 Joden vermoord, van
22 februari - 2 april 34.073, van
4 - 15 mei
11.680 en van
5 - 12 september 1942 15.859. Behalve de
Joden uit het
getto van Lodz
waren
begin 1943
bijna alle andere Joden uit de
Warthegau vermoord. Onder de slachtoffers waren 15.000
Joden uit Duitsland, Oostenrijk, Tsjechoslowakije en Luxemburg, 5.000 zigeuners, enkele honderden
Polen en een onbekend aantal Sowjet krijgsgevangenen, en tenslotte 88 kinderen uit het Tsjechische
Lidice.
Op
7 april 1943 blies de SS het landhuis en de twee crematoria op.
Op deze dag arriveerde een laatste, onverwacht transport met Joden die leden aan typhus. De Duitsers
waren bang besmet te zullen raken en gaven hen opdracht naar de eerste verdieping van het kasteel te
gaan. Men plaatste dynamiet in de kelder en blies het gebouw op, samen met de Joden.
Daarna werden
Bothmann en zijn
Sonderkommando
gestuurd naar Italië / Joegoslavië om daar de partizanen te bestrijden (
SS-Division
"Prinz Eugen"). Een belangrijke ontdekking is een
bierfles, afkonstig uit de
Dreher Brouwerij in
Triëst, die tevoorschijn kwam aan de achterkant
van het kasteel van Chelmno bij archeologische opgravingen. Bewezen is dat tenminste één
lid van
Bothmann's staf
in
Triëst
is geweest, misschien in
San Sabba. Er zijn daarna op die plaats nog enkele
andere flessen gevonden.
|
Telex van Greiser aan Himmler |
|
Deportatie uit Sieradz * |
Tijdens Chelmno's tweede fase, in
juni en juli 1944,
werden nog eens 10.000 Joden uit het
getto van Lodz vermoord.
Himmler
en
Greiser hadden besloten
tot liquidatie van het getto. Daarom werd het
Sonderkommando Bothmann teruggeroepen,
het
Waldlager opnieuw ingericht en werden daar twee nieuwe crematoria gebouwd.
Nu werden de Joden uit
Lodz gewoonlijk per trein getransporteerd naar
Kolo (soms echter ook in vrachtwagens, rechtstreeks naar Chelmno).
Vanuit
Kolo ging men dan met de smalspoorbaan naar het dorp Chelmno.
Daar brachten zij de nacht door in de
kerk. De volgende dag moesten ze wachten op
het plein vóór de kerk tot ze, in groepen van meestal 150, door vrachtwagens naar het
Waldlager werden gebracht.
In het
Waldlager werden de mensen verdeeld over twee grote barakken, elk circa 20 x 10 m.
Elke barak had twee kamers, één voor de mannen, de andere voor de vrouwen
en kinderen. De aankomst in deze twee gebouwen was een list om paniek onder de slachtoffers te
voorkomen. Beide schuren hadden een houten schutting aan iedere kant, zodat het leek alsof de
Joden inderdaad in een doorgangs- of werkkamp waren terechtgekomen. Elk gebouw was van een
nummer voorzien en bovendien waren er richtingborden op geschilderd: aan de buitenkant: "Naar de
Badkamer", binnen in de barakken: "Naar de Dokter, Barak Nummer…" etc.. De SS hield deze
schijn van “nieuwe vestiging” op tot de laatste minuut, wanneer de slachtoffers zich uitkleedden, eerst
de vrouwen en kinderen, daarna de mannen. Eenmaal naakt gingen ze door de deur waarop stond
"
Zum Bad" ("Naar de Badkamer"). Achter deze deur lag een gang, 20 - 25 m lang en 1,5 m breed,
eveneens afgezet met een houten wand, en met een scherpe bocht aan het eind, die uitkwam op de
opstapplaats. Hier klommen de Joden in de wachtende gaswagens. Deze methode was ingevoerd,
beproefd en getest in de kampen van
Belzec en
Sobibor. Zij werd
uiteindelijk perfect in
Treblinka.
Het kostte weinig moeite een verkorte versie van de methode, gebruikt in de
Aktion Reinhard
kampen, in te voeren in Chelmno.
Hierbij moet worden opgemerkt dat de dicht gecamoufleerde omheiningen in gebruik in de
Aktion Reinhard kampen, verre van "perfect" waren, totdat de laatste "gang" (Duits:
Schlauch)
werd gebouwd in
Treblinka. De allereerste gang
(genaamd
Schleuse – sluis), in het vernietigingskamp
Belzec
van
juli 1942 - december 1942 was kaarsrecht; een "misser",
die werd gecorrigeerd in
Sobibor door een "blinde hoek".
Maar de
Sobibor Schleuse was weer veel te lang;
daarom had de "Weg naar de Hemel" (zoals deze gangen in alle
Aktion Reinhard kampen
werden genoemd) in
Treblinka een bocht, maar was hij
niet te lang of te kort voor zijn moorddadige doel.
De overlevenden
Zurawski
en
Srebrnik,
en de gevangen genomen politieman
Israel,
beschreven de voorzieningen voor de lijkverbranding als volgt:
"
Ze waren diep in de grond aangelegd an staken niet boven
het maaiveld uit. Ze hadden de vorm van omgekeerde kegels met een rechthoekig grondvlak. Aan de bovenkant
op straatniveau hadden de ovens afmetingen van 6 x 10 m en ze waren 4 m diep. Aan de onderkant, waar de
as werd verzameld, waren ze 1.5 x 2 m. Het roosterwerk was gemaakt van
rails. Een luchtkanaal naar de askuil verzekerde de
toevoer van lucht en maakte het afvoeren van as en
beenderresten mogelijk. De zijkanten van de oven waren gemaakt van
vuursteen en cement. In de oven waren kruiselings
lagen brandhout en lijken: om een goede verbranding te bevorderen was er ruimte vrijgelaten tussen de lijken.
De oven kon 100 lijken tegelijk verwerken, maar als de brandstapel inklinkte, werden aan de bovenkant
nieuwe lijken toegevoegd. De as en beenderresten werden verwijderd uit de askuil, fijngestampt met vijzels
en aanvankelijk in speciaal daarvoor gegraven greppels geworpen; maar later, vanaf
1943, werden ze in het geheim ’s nachts per kar gebracht naar
Zawadka, en daar
in de rivier gegooid."
|
Lodz monument in het Rzuchowski Woud |
|
Plattegrond van de gedenkplaats in het Rzuchowski Woud |
Om de liquidatie van het
getto van Lodz te bespoedigen,
werden de daar resterende 70.000 Joden gedeporteerd naar
Auschwitz.
In
september 1944 werden de crematoria in het
Waldlager
ontmanteld. Het
Sonderkommando en het
Waldkommando waren nog ter plaatse,
bezig met het verbranden van de lijken in de massagraven. Alle installaties werden
half december 1944 gesloopt, maar
Bothmann en zijn mannen waren nog in afwachting van nieuwe orders.
Die kwamen echter niet, waarop
Bothmann
besloot zelf het
Sonderkommando Kulmhof te ontbinden. Hij wilde het restant van het
Waldkommando doodschieten. Toen kwamen echter de Joden, die opgesloten zaten in een
graanschuur, in opstand. Twee nazi’s werden doodgeschoten en twee gevangenen
(
Srebrnik en
Zurawski)
ontsnapten. De overige Joden werden geëxecuteerd en de graanschuur werd in brand gestoken.
Het gebied werd verlaten op
17 januari 1945 in verband met
de nadering van het Rode Leger.
Tenminste 152.000 mensen stierven in Chelmno. Alle getuigen bevestigen dat als regel ongeveer
1.000 Joden per dag werden getransporteerd naar Chelmno, de slachtoffers die in vrachtwagens
uit de directe omgeving aankwamen niet meegerekend.
Bekijk onze lijsten
jonge kinderen vermoord in Chelmno en
Deportatie transporten.
Er is een privé
gedenksteen geplaatst op de plaats van
het voormalige
Schlosslager in Chelmno, geschonken door een Duits familielid van een slachtoffer.
Een andere gedenksteen is te vinden bij het station van
Kolo,
een derde in
Powiercie, en tenslotte nog een op de plaats
van het voormalige
Waldlager.
Bekijk de namen van 7.168 personen uit
Lodz die werden
overgebracht naar het vernietigingskamp in Chelmno,
tussen juni
en augustus 1944 op
"
Lodz Transporten
naar het vernietigingskamp Chelmno".
Processen:
Greifswald (DDR), 1951 en Güstrow (DDR), 1952:
El., Karl - 14 jaar
(Police Schupo Lodz)
Transport van circa 30.000 Joodse mannen, vrouwen en kinderen uit het getto van Lodz naar KZ Chelmno,
en deelname aan het laden van slachtoffers in vrachtwagens waarin zij werden gedood door middel
van uitlaatgassen. (...) Mei 1941 – februari 1942.
Hannover, 1963 – 1964:
Bradfisch, Otto - 13 jaar
Fuchs, Günter - levenslang
(Polizei Gestapo Lodz)
Deelname aan het vermoorden van de Joden uit Lodz door het hoofd van het Gestapo
bureau in Lodz en het hoofd van afdeling IIB. Deportatie van vele duizenden Joden uit
het getto van Lodz naar het vernietigingskamp Chelmno. Mishandeling, deels met fatale
gevolgen, en het individueel doodschieten van talrijke Joden tijdens de deportaties.
Het doodschieten van Joden tot tijdens de liquidatie van het getto in augustus. Vanaf 1944.
Van januari 1942 tot mei 1942, in september 1942 en van juni 1944 tot augustus 1944.
Bonn, 1963 – 1965:
B., Heinrich Walter - vrijspraak (par.47 MStGB – militair strafwetboek)
Burmeister, Walter - 13 jaar
Häfele, Alois - 13 jaar
Heinl, Karl - 7 jaar
H., Wilhelm - 13½ maand
Laabs, Gustav - 13 jaar
M., Friedrich - 13½ maand
Me., Anton - vrijspraak (par.47 MStGB – militair strafwetboek)
Möbius, Kurt - 8 jaar
Sch., Wilhelm - 13½ maand
S., Alexander - vrijspraak (par.47 MStGB – militair strafwetboek)
(Gevangenbewakers KL Chelmno)
Moord op allen tezamen tenminste 150.000 Joden (Duits, Franse, Oostenrijkse, Poolse, Tsjechische)
mannen, vrouwen en kinderen, tevens op ongeveer 5.000 zigeuners, die werden gedeporteerd tijdens
verschillende 'herhuisvestingsoperaties' uit het getto van Lodz en directe omgeving, naar Chelmno,
waar zij werden vernietigd in 'gaswagens'. Van december 1941 tot maart 1943 en van juni tot augustus 1944.
Kiel, 1965:
F., Gustav Wilhelm - 13½ maand
(Gevangenbewaker KL Chelmno)
Moord op alle tezamen tenminste 145.000 Joden (Duits, Franse, Oostenrijkse, Poolse, Tsjechische)
mannen, vrouwen en kinderen, die werden gedeporteerd tijdens verschillende 'herhuisvestingsoperaties'
uit het getto van Lodz en directe omgeving, naar KL Chelmno, waar zij werden vernietigd in 'gaswagens'.
Van maart 1942 tot maart 1943.
Foto's:
GFH
*
Archiwum GK Komise
*
Yad Vashem
*
Een deel van zijn kunstserie "Fourteen Stations/Hey Yud Dalet", zijn tentoongesteld in het Morris
Museum in Morristown, New Jersey.
Bekijk de website van de kunstenaar:
http://fermi.phys.ualberta.ca/~amk/galles/index.html
Bronnen:
Gutman, Israel, ed.
Encyclopedia of the Holocaust, Macmillan Publishing Company, New York, 1990
Kogon, Eugen; Langbein, Hermann; Rückerl, Adalbert; eds.
Nazi Mass Murder, Yale University Press, New Haven
and London, 1993
DDR-Justiz, NS-Verbrechen Vol. IV, XIX, XXI, XXII
Bednarz, Wladyslaw.
Oboz stracen w Chelmnie nad Nerem , Warszawa, 1946
Gulczynski, Janusz.
Oboz smierci w Chelmnie nad Nerem, Konin, 1991
Dreßen, Willi; Klee, Ernst; Riess, Volker; eds.
The Good Old Days, The Free Press, NY, 1988
www.shtetlinks.jewishgen.org/belchatow/
© ARC (http://www.deathcamps.org) 2006