ARC Main Page De Bezetting van Oost-Europa Lodz Ghetto

Chelmno

Laatste Update 26 augustus 2006





Plattegrond van het kamp
Chelmno 1941 *
Het vernietigingskamp in Chelmno werd ingericht om de Joden uit de Warthegau (de geannexeerde Poolse provincie Poznan en delen van de gewesten Bydgoszcz, Lodz, Pomorze en Warschau) te doden. In 1939 woonden er 4.922.000 mensen in deze districten, onder wie 385.000 Joden.
Gauleiter Arthur Greiser riep de Warthegau uit tot "oefenterrein" van het nationaal-socialisme, waar de nazi bevolkingspolitiek in de praktijk werd gebracht. Polen, Joden en zigeuners (Sinti en Roma) waren bestempeld als "Untermenschen", minderwaardige wezens. Discriminatie van de Polen werd gevolgd door vervolging en tenslotte uitroeiïng van de Roma en de Joden. Zij die de eerste excessen overleefden, werden gedeporteerd naar werkkampen en getto’s, waarvan het grootste was gelegen in de stad Lodz. Gauleiter Greiser kreeg uiteindelijk Heinrich Himmler's toestemming om alle Joden te doden die niet tot dwangarbeid in staat waren.

SS Hoofdkwartier in Chelmno
Dit eerste nazi vernietigingskamp lag in het Poolse dorpje Chelmno nad Nerem (Duits: Kulmhof). Chelmno ligt 60 km NW van Lodz en 14 km ZO van Kolo. Kolo is ligt aan de spoorbaan Lodz - Poznan. Al vóór WO2 waren Kolo en Chelmno met elkaar verbonden via een smalspoorbaan, die liep van Kolo naar Dabie.
De nazi’s kozen een leegstaand landhuis in Chelmno (genaamd het "Kasteel") voor de uitroeiïng. Verschillende andere gebouwen op het voormalige landgoed lagen binnen een 2.5 - 3 m hoge houten omheining en dichte bebossing. De graanschuur is heden ten dage nog te zien. Uit veiligheidsoverwegingen werd de hoofdpoort tot dit terrein gebouwd als een sluis: wanneer de wachtposten de ene poort openden, werd de andere gelijktijdig gesloten

Lange
Herbert Lange
Het kamp werd ingericht in november 1941, nadat vrijwel alle bewoners uit de omgeving waren verdreven. De uitroeiïng van zigeuners en Joden werd uitgevoerd door het z.g. Sonderkommando Kulmhof, ook bekend als het Sonderkommando Lange. Deze speciale eenheid was genoemd naar haar eerste commandant, SS-Hauptsturmführer Herbert Lange. Later veranderde de naam in Sonderkommando Bothmann, naar SS-Hauptsturmführer Hans Bothmann, Lange's opvolger.
Lange had al enige ervaring opgedaan in het doden van psychiatrische patiënten in Polen tussen eind 1939 en juni 1940 met behulp van gaswagens. In Chelmno waren de Joden voorbestemd om in dergelijke gaswagens te sterven.
Bij het begin van zijn activiteiten bestond het SS-Sonderkommando Lange uit ongeveer 15 leden van de veiligheidspolitie, die alle belangrijke posities in het kamp bekleedden, en 50 - 60 politiemannen van de 1. Kompanie des Polizeibataillons Litzmannstadt (Lodz) plus enkele politiemannen van de 2e compagnie, verdeeld over de secties "Transport", "Kasteel" en "Boskamp".
Het aantal reguliere politiemensen zal later gegroeid zijn tot ongeveer 100. Deze SS- und Polizeimänner bewaakten ook de hele omgeving. Volgens getuigen bezochten Greiser en Himmler Chelmno in zijn beginperiode.

Alle medewerkers van het Sonderkommando ontvingen een speciale toeslag op hun loon. Over de hoogte van die toeslag lopen de berichten uiteen. Bruno Israel getuigde dat hij een toeslag ontving van 13 RM per dag, rechtstreeks uitbetaald door Bothmann. De vroegere chef van politie in het kamp, Alois Häfele, beweerde dat de gewone politieman een extra salaris kreeg van 12 RM per dag, en leidinggevenden 15 RM. De vrouw van Josef Peham, een politiechef, vertelde dat de toeslag variëerde van 10 - 13 RM per dag. Wat ook het juiste bedrag moge zijn, de leden van het Sonderkommando verdienden hierdoor meer dan het dubbele van hun normale loon.
Begin maart 1943, aan het eind van de eerste fase van Chelmno, arriveerde Greiser samen met enkele leden van de NSDAP. Er werd een feestje georganiseerd in de "Gaststätte Riga" in Kolo (Warthbrücken), en iedere medewerker van het Sonderkommando kreeg 500 RM van Greiser (eenmalig), met de toezegging dat ieder van hen twee weken vakantie mocht komen doorbrengen op zijn privé landgoed in Berlijn. De rekening van dit feest werd gestuurd naar de NSDAP Gauleitung Wartheland.

De opdrachten van het Kommando gingen direct uit naar een groep voormalige gevangenen (hoofdzakelijk uit Fort VII in Poznan) die waren uitgekozen tijdens de euthanasie acties. Zij werkten voornamelijk, maar niet uitsluitend, in het boskamp. Deze mannen ontvingen vele privileges, vooral na afloop van de werkdag, en zij werden niet als gevangenen behandeld (bekijk deze brief!). Deze speciale eenheid bestond uit Franciszek Piekarski, Henryk Mania, Kajetan Skrzypczynski, Lech Jaskolski, Stanislaw Polubinski, Henryk Maliczak, Stanislaw Szymanski en Marian Libelt. Zij werkten in Chelmno tijdens de eerste fase van het bestaan van het kamp, tot de komst van Bothmann.

Overzichtskaart
De meeste Joden werden aangevoerd per trein (gewoonlijk 1.000 personen, in 20 - 22 wagons) naar het station van Kolo. Tot midden maart 1942 werden alle aangekomenen opgesloten in de synagoge van Kolo totdat er vrachtwagens beschikbaar waren om de mensen over te brengen naar Chelmno. Omdat de Duitse plaatselijke bestuurders erover klaagden dat de Joden in het centrum van de stad werden opgesloten, veranderde men dit per medio maart. Van toen af moesten de Joden overstappen op het station van Kolo, in wagons van de smalspoorbaan, die hen 6 km verder bracht naar het dorp Powiercie. Daar stopte de trein, en de slachtoffers kregen het bevel 1.5 km door het bos te lopen tot het dorp Zawadka, waar ze in een molen werden opgesloten voor hun laatste nacht. De volgende ochtend werden ze met vrachtwagens naar Chemno gebracht. Enkele andere transporten werden direct per vrachtwagen naar Chelmno gebracht, waar de slachtoffers de nacht doorbrachten alvorens te worden vergast. Volgens getuigen bezocht Christian Wirth de locatie in het voorjaar van 1942
In de tweede fase van Chelmno (1944) werden de slachtoffers direct met de smalspoorbaan van Kolo naar Chelmno gebracht, omdat de spoorbaan was gerepareerd (de houten brug over een zijrivier van de Warta tussen Powiercie en Chelmno was vernield door Poolse troepen tijdens hun terugtocht in 1939).

Het "Kasteel"
In Chelmno zelf arriveerden de mensen in het Schlosslager (kasteelkamp). Tijdens de eerste fase werden de Joden na binnenkomst toegesproken door cammandant Bothmann, soms ook door zijn plaatsvervanger SS-Untersturmführer Albert Plate, Polizei-Meister Willy Lenz, Polizei-Meister Alois Haeberle of Franciszek Piekarski, ook medewerkers van het Sonderkommando. Ze waren gekleed als de eigenaar van het landgoed: hoed met veer, chique kleren, hoge laarzen en een pijp in de mond...
Ze vertelden de Joden dat sommigen van hen zouden moeten gaan werken in Oostenrijk of verder naar het oosten, de anderen hier op het landgoed. Ze zouden netjes worden behandeld en goed te eten krijgen. Om gezondheidsredenen zouden ze eerst moeten douchen terwijl hun kleren werden ontsmet. Na deze geruststellende toespraak werden de Joden naar de kleedruimten op de eerste verdieping gebracht. Daar moesten zij zich uitkleden en hun waardevolle bezittingen afgeven. Gedurende Chelmno's tweede fase verwelkomde een SS-er de Joden, op mogelijk dezelfde manier.
Voor zover niet door SS-ers achterover gedrukt, werden de zaken van waarde gestuurd naar Pabianice bij Lodz, samen met de kleding van de slachtoffers. Daar had het bestuur van het getto van Lodz een aantal warenhuizen ingericht waar de buit werd verzameld en gesorteerd. De buitgemaakte spullen (bijv. bont) werden onderzocht en dan verstuurd naar Duitsland of verkocht aan Duitsers die woonden in de Warthegau. Op 9 september 1944 bijvorbeeld werden 775 polshorloges en 550 zakhorloges vanuit Chelmno naar het getto van Lodz gestuurd. Veel kleding was doordrenkt met bloed en ontlasting. Soms zat de Jodenster er nog op. Velen in Duitsland moeten daarom op de hoogte zijn geweest van het lot van de Joden.

Funderingen van het Landhuis
in 2004
Nadat ze zich hadden uitgekleed werden de mensen weer naar beneden gebracht, naar een gang waar aan de muur bordjes hingen met teksten als "naar het bad" en "naar de dokter". Daar zeiden de SS-ers tegen de Joden dat ze in een vrachtwagen moesten stappen die hen naar de badkamers zou brengen. Ze kregen stukken zeep mee. Drie Polen, die waarschijnlijk zelf ter dood veroordeeld waren, sloegen de Joden met een zweep als ze niet snel genoeg de gaswagens in gingen. Uiteindelijk kwamen de slachtoffers door een buitendeur via een houten opstap in de gaswagens. De SS-ers sloten snel de luchtdichte deuren van de gaswagen en de chauffeur (Walter Burmeister onder anderen / "The Good Old Days" - E. Klee, W. Dreeßen, V. Riess, The Free Press, NY, 1988., p. 219 - 220) zette de motor aan, maar liet hem stationar draaien. Ondertussen sloot hij de uitlaat met een slang aan op de laadruimte van de gaswagen, zodat de uitlaatgassen zich daarin konden verspreiden. Na 5 - 10 minuten vreselijk geschreeuw waren alle mensen in de laadruimte gestikt. In Chelmno werden één grote gaswagen (waarschijnlijk van het merk Magirus, voor 150 slachtoffers) en twee kleinere (een Opel Blitz en een Diamond Reo, voor 80 – 100 slachtoffers) gebruikt. Volgens getuige Israel was er nog een vierde voor de ontsmetting van de kleding. Het Sonderkommando heeft mogelijk speciale brandstof gebruikt, vermengd met vergif. De motoren van de gaswagens liepen op benzine, niet op diesel.

Factuur
Na de vergassing reed de vrachtwagen naar het Waldlager (boskamp) in het Rzuchowski Woud, circa 4 km verderop. Op zekere dag vielen, onderweg naar het Waldlager, in een bocht de deuren plotseling open en tuimelden sommige lijken naar buiten. Sindsdien noemde men die bocht de "Bocht des Doods". In het Waldlager werden de lijken uitgeladen door gevangenen van het Joodse Waldkommando (boscommando). Men liet de uitlaatgassen 10 minuten lang ontsnappen, daarna moest de laadruimte worden leeggehaald. Het Waldkommando moest de lichamen inspecteren op sieraden en gouden tanden, die werden uitgetrokken. Hoewel een onbekend aantal Joden erin slaagde te ontsnappen uit het Waldkommando, waren er maar drie die het einde van de oorlog haalden: Mordechai Podchlebnik uit de eerste fase van het kamp, Mordechai Zurawski en Simon Srebnik uit de tweede... De eerste ontsnapte gevangene uit het Waldkommando die over de toestanden in het kamp berichtte was Szlamek Bajler (ook bekend als Yakov Grojanowski), die in het getto van Warschau aan Emanuel Ringelblum vertelde wat hij had meegemaakt.

Tot het voorjaar van 1942 werden de lijken begraven in vier lange massagraven. Daarna cremeerde men ze. Twee crematoria werden gebouwd, die waarschijnlijk werden aangevuld met twee mobiele veldovens. Deze werden waarschijnlijk geïnstalleerd om hun efficiency te testen. Het was in Chelmno dat Paul Blobel voor het eerst experimenteerde met diverse methoden om van de lijken af te komen, voordat hij het systeem perfectioneerde dat in gebruik was in de andere vernietigingskampen in het oosten, met inbegrip van die van de Aktion Reinhard. Ondanks alle inspanningen zijn er nog steeds resten van menselijke botten zichtbaar.
De leden van het Waldkommando werden na korte tijd gedood en vervangen door nieuw aangekomen gevangenen. Na de oorlog bevestigden bewoners van dorpen in de buurt dat er voortdurend rook oprees uit de omgeving.

Adolf Eichmann en Rudolf Höß bezochten Chelmno in de herfst van 1942.
Verklaring van Eichmann tijdens het eerste verhoor (na zijn ontvoering) in mei 1960 voorafgaand aan zijn proces, door de Israëlische politieofficier Avner W. Less:
"Eichmann: ...Toen werd ik naar Kulmhof (Chelmno) in de Warthegau gestuurd. Ik kreeg opdracht van Müller om naar Litzmannstadt te gaan en te rapporteren wat daar gaande was. Hij zei het niet op dezelfde manier … als Heydrich … niet zo grof.
`Daar gaat een actie tegen de Joden beginnen, Eichmann. Ga eens kijken. En dan rapporteert u aan mij. ' I went to Gestapo headquarters in Litzmannstadt - Ik vertrok naar het Gestapo hoofdkwartier in Litzmannstadt, dat nu weer Lodz heet – en daar werd mij verteld dat het om een speciaal team ging, ingesteld door de Reichsführer. En ze vertelden me precies waar dit Kulmhof lag. Ik weet alleen dat ik het volgende gezien heb: een ruimte, als ik me goed herinner misschien vijf keer zo groot als deze, het kan ook vier keer zo groot geweest zijn. Daar bevonden zich Joden, die moesten zich uitkleden, en dan reed er een vrachtwagen voor, die helemaal dicht was, waar vooraan de deuren open gingen, en die reed tot zowat aan de opstapplaats. En daar moesten nu die naakte Joden naar binnen. Dan werd de wagen gesloten en reed hij weg.
Less: Hoeveel mensen zaten er in die wagen?
Eichmann: Dat kan ik niet precies zeggen. Ik heb daar niet precies op kunnen letten. Ik heb daar niet de hele tijd naar staan kijken. Dat kon ik niet, nee, het was wel genoeg. Dat schreeuwen en, en, dat heeft me veel te veel aangegrepen en zo. Dat heb ik ook geschreven in mijn bericht aan Müller. Hij heeft niet veel gedaan met mijn berichtgeving. Ik reed dan achter die vrachtwagen aan – ik denk met één van die lui daar, die er de weg kenden, en toen zag ik het meest afschuwelijke dat ik van mijn leven ooit had gezien. De vrachtwagen reed tot aan een langwerpige groeve, de deuren gingen open en daar kwamen lijken naar buiten, alsof ze nog leefden, zo beweeglijk waren de ledematen nog. Ze werden in die kuil gegooid, ik zie daar nog hoe een man in burger met een tang tanden uittrekt, en toen ben ik hem gesmeerd. Ben ingestapt en weggereden en kon geen woord meer uitbrengen... Ik kon niet meer verwerken. Ik weet nog dat een arts daar, in een wit jasje, mij zei dat ik door een kijkgaatje moest kijken hoe ze daar binnen in die vrachtwagen zaten. Daar heb ik voor bedankt. Ik kon het niet, ik kon niets meer zeggen, ik moest weg. Ik ben naar Berlijn teruggekomen, heb Gruppenführer Müller verslag gedaan. Ik heb hem precies hetzelfde verteld als wat ik hier nu zeg, meer kon ik hem niet vertellen... Verschrikkelijk, zeg ik, een inferno, kan niet, het is, ik kan dit niet, heb ik hem gezegd.
"

Höß over zijn bezoek aan Chelmno, op 16 september 1942:
"Gedurende mijn bezoek aan Kulmhof zag ik de vernietigingsinstallaties en de gaswagens terwijl ze werden gereed gemaakt voor het doden door uitlaatgassen. De chef van het plaatselijke commando beschreef deze methode als erg onbetrouwbaar omdat het gas met horten en stoten werd geproduceerd, en dikwijls onvoldoende was om te doden."

Deportatie uit Zychlin *
Deportatie uit Wloclawek *
Chelmno's eerste fase duurde van 7 december 1941 tot maart 1943. De eerste slachtoffers kwamen uit plaatsen in de buurt: Babiak, Dabie, Deby Szlacheckie, Grodziec, Izbica Kujawska, Klodawa, Kolo, Kowale Panskie, Nowiny Brdowskie en Sompolno. Midden januari begon de SS met de uitroeiïng van de Joden uit het getto van Lodz: Tussen 16 en 29 januari 1942 werden 10.003 Joden vermoord, van 22 februari - 2 april 34.073, van 4 - 15 mei 11.680 en van 5 - 12 september 1942 15.859. Behalve de Joden uit het getto van Lodz waren begin 1943 bijna alle andere Joden uit de Warthegau vermoord. Onder de slachtoffers waren 15.000 Joden uit Duitsland, Oostenrijk, Tsjechoslowakije en Luxemburg, 5.000 zigeuners, enkele honderden Polen en een onbekend aantal Sowjet krijgsgevangenen, en tenslotte 88 kinderen uit het Tsjechische Lidice.
Op 7 april 1943 blies de SS het landhuis en de twee crematoria op. Op deze dag arriveerde een laatste, onverwacht transport met Joden die leden aan typhus. De Duitsers waren bang besmet te zullen raken en gaven hen opdracht naar de eerste verdieping van het kasteel te gaan. Men plaatste dynamiet in de kelder en blies het gebouw op, samen met de Joden.
Daarna werden Bothmann en zijn Sonderkommando gestuurd naar Italië / Joegoslavië om daar de partizanen te bestrijden (SS-Division "Prinz Eugen"). Een belangrijke ontdekking is een bierfles, afkonstig uit de Dreher Brouwerij in Triëst, die tevoorschijn kwam aan de achterkant van het kasteel van Chelmno bij archeologische opgravingen. Bewezen is dat tenminste één lid van Bothmann's staf in Triëst is geweest, misschien in San Sabba. Er zijn daarna op die plaats nog enkele andere flessen gevonden.

Telex van Greiser aan Himmler
Deportatie uit Sieradz *
Tijdens Chelmno's tweede fase, in juni en juli 1944, werden nog eens 10.000 Joden uit het getto van Lodz vermoord. Himmler en Greiser hadden besloten tot liquidatie van het getto. Daarom werd het Sonderkommando Bothmann teruggeroepen, het Waldlager opnieuw ingericht en werden daar twee nieuwe crematoria gebouwd.
Nu werden de Joden uit Lodz gewoonlijk per trein getransporteerd naar Kolo (soms echter ook in vrachtwagens, rechtstreeks naar Chelmno). Vanuit Kolo ging men dan met de smalspoorbaan naar het dorp Chelmno. Daar brachten zij de nacht door in de kerk. De volgende dag moesten ze wachten op het plein vóór de kerk tot ze, in groepen van meestal 150, door vrachtwagens naar het Waldlager werden gebracht.
In het Waldlager werden de mensen verdeeld over twee grote barakken, elk circa 20 x 10 m. Elke barak had twee kamers, één voor de mannen, de andere voor de vrouwen en kinderen. De aankomst in deze twee gebouwen was een list om paniek onder de slachtoffers te voorkomen. Beide schuren hadden een houten schutting aan iedere kant, zodat het leek alsof de Joden inderdaad in een doorgangs- of werkkamp waren terechtgekomen. Elk gebouw was van een nummer voorzien en bovendien waren er richtingborden op geschilderd: aan de buitenkant: "Naar de Badkamer", binnen in de barakken: "Naar de Dokter, Barak Nummer…" etc.. De SS hield deze schijn van “nieuwe vestiging” op tot de laatste minuut, wanneer de slachtoffers zich uitkleedden, eerst de vrouwen en kinderen, daarna de mannen. Eenmaal naakt gingen ze door de deur waarop stond "Zum Bad" ("Naar de Badkamer"). Achter deze deur lag een gang, 20 - 25 m lang en 1,5 m breed, eveneens afgezet met een houten wand, en met een scherpe bocht aan het eind, die uitkwam op de opstapplaats. Hier klommen de Joden in de wachtende gaswagens. Deze methode was ingevoerd, beproefd en getest in de kampen van Belzec en Sobibor. Zij werd uiteindelijk perfect in Treblinka. Het kostte weinig moeite een verkorte versie van de methode, gebruikt in de Aktion Reinhard kampen, in te voeren in Chelmno.

Hierbij moet worden opgemerkt dat de dicht gecamoufleerde omheiningen in gebruik in de Aktion Reinhard kampen, verre van "perfect" waren, totdat de laatste "gang" (Duits: Schlauch) werd gebouwd in Treblinka. De allereerste gang (genaamd Schleuse – sluis), in het vernietigingskamp Belzec van juli 1942 - december 1942 was kaarsrecht; een "misser", die werd gecorrigeerd in Sobibor door een "blinde hoek". Maar de Sobibor Schleuse was weer veel te lang; daarom had de "Weg naar de Hemel" (zoals deze gangen in alle Aktion Reinhard kampen werden genoemd) in Treblinka een bocht, maar was hij niet te lang of te kort voor zijn moorddadige doel.

De overlevenden Zurawski en Srebrnik, en de gevangen genomen politieman Israel, beschreven de voorzieningen voor de lijkverbranding als volgt:
"Ze waren diep in de grond aangelegd an staken niet boven het maaiveld uit. Ze hadden de vorm van omgekeerde kegels met een rechthoekig grondvlak. Aan de bovenkant op straatniveau hadden de ovens afmetingen van 6 x 10 m en ze waren 4 m diep. Aan de onderkant, waar de as werd verzameld, waren ze 1.5 x 2 m. Het roosterwerk was gemaakt van rails. Een luchtkanaal naar de askuil verzekerde de toevoer van lucht en maakte het afvoeren van as en beenderresten mogelijk. De zijkanten van de oven waren gemaakt van vuursteen en cement. In de oven waren kruiselings lagen brandhout en lijken: om een goede verbranding te bevorderen was er ruimte vrijgelaten tussen de lijken. De oven kon 100 lijken tegelijk verwerken, maar als de brandstapel inklinkte, werden aan de bovenkant nieuwe lijken toegevoegd. De as en beenderresten werden verwijderd uit de askuil, fijngestampt met vijzels en aanvankelijk in speciaal daarvoor gegraven greppels geworpen; maar later, vanaf 1943, werden ze in het geheim ’s nachts per kar gebracht naar Zawadka, en daar in de rivier gegooid."

Lodz monument in het
Rzuchowski Woud
Plattegrond van de gedenkplaats
in het Rzuchowski Woud
Om de liquidatie van het getto van Lodz te bespoedigen, werden de daar resterende 70.000 Joden gedeporteerd naar Auschwitz.

In september 1944 werden de crematoria in het Waldlager ontmanteld. Het Sonderkommando en het Waldkommando waren nog ter plaatse, bezig met het verbranden van de lijken in de massagraven. Alle installaties werden half december 1944 gesloopt, maar Bothmann en zijn mannen waren nog in afwachting van nieuwe orders. Die kwamen echter niet, waarop Bothmann besloot zelf het Sonderkommando Kulmhof te ontbinden. Hij wilde het restant van het Waldkommando doodschieten. Toen kwamen echter de Joden, die opgesloten zaten in een graanschuur, in opstand. Twee nazi’s werden doodgeschoten en twee gevangenen (Srebrnik en Zurawski) ontsnapten. De overige Joden werden geëxecuteerd en de graanschuur werd in brand gestoken. Het gebied werd verlaten op 17 januari 1945 in verband met de nadering van het Rode Leger.

Tenminste 152.000 mensen stierven in Chelmno. Alle getuigen bevestigen dat als regel ongeveer 1.000 Joden per dag werden getransporteerd naar Chelmno, de slachtoffers die in vrachtwagens uit de directe omgeving aankwamen niet meegerekend.

Bekijk onze lijsten jonge kinderen vermoord in Chelmno en Deportatie transporten.

Er is een privé gedenksteen geplaatst op de plaats van het voormalige Schlosslager in Chelmno, geschonken door een Duits familielid van een slachtoffer. Een andere gedenksteen is te vinden bij het station van Kolo, een derde in Powiercie, en tenslotte nog een op de plaats van het voormalige Waldlager.

Bekijk de namen van 7.168 personen uit Lodz die werden overgebracht naar het vernietigingskamp in Chelmno, tussen juni en augustus 1944 op "Lodz Transporten naar het vernietigingskamp Chelmno".

Processen:

Greifswald (DDR), 1951 en Güstrow (DDR), 1952:
El., Karl - 14 jaar
(Police Schupo Lodz)
Transport van circa 30.000 Joodse mannen, vrouwen en kinderen uit het getto van Lodz naar KZ Chelmno, en deelname aan het laden van slachtoffers in vrachtwagens waarin zij werden gedood door middel van uitlaatgassen. (...) Mei 1941 – februari 1942.

Hannover, 1963 – 1964:
Bradfisch, Otto - 13 jaar
Fuchs, Günter - levenslang
(Polizei Gestapo Lodz)
Deelname aan het vermoorden van de Joden uit Lodz door het hoofd van het Gestapo bureau in Lodz en het hoofd van afdeling IIB. Deportatie van vele duizenden Joden uit het getto van Lodz naar het vernietigingskamp Chelmno. Mishandeling, deels met fatale gevolgen, en het individueel doodschieten van talrijke Joden tijdens de deportaties. Het doodschieten van Joden tot tijdens de liquidatie van het getto in augustus. Vanaf 1944. Van januari 1942 tot mei 1942, in september 1942 en van juni 1944 tot augustus 1944.

Bonn, 1963 – 1965:
B., Heinrich Walter - vrijspraak (par.47 MStGB – militair strafwetboek)
Burmeister, Walter - 13 jaar
Häfele, Alois - 13 jaar
Heinl, Karl - 7 jaar
H., Wilhelm - 13½ maand
Laabs, Gustav - 13 jaar
M., Friedrich - 13½ maand
Me., Anton - vrijspraak (par.47 MStGB – militair strafwetboek)
Möbius, Kurt - 8 jaar
Sch., Wilhelm - 13½ maand
S., Alexander - vrijspraak (par.47 MStGB – militair strafwetboek)
(Gevangenbewakers KL Chelmno)
Moord op allen tezamen tenminste 150.000 Joden (Duits, Franse, Oostenrijkse, Poolse, Tsjechische) mannen, vrouwen en kinderen, tevens op ongeveer 5.000 zigeuners, die werden gedeporteerd tijdens verschillende 'herhuisvestingsoperaties' uit het getto van Lodz en directe omgeving, naar Chelmno, waar zij werden vernietigd in 'gaswagens'. Van december 1941 tot maart 1943 en van juni tot augustus 1944.

Kiel, 1965:
F., Gustav Wilhelm - 13½ maand
(Gevangenbewaker KL Chelmno)
Moord op alle tezamen tenminste 145.000 Joden (Duits, Franse, Oostenrijkse, Poolse, Tsjechische) mannen, vrouwen en kinderen, die werden gedeporteerd tijdens verschillende 'herhuisvestingsoperaties' uit het getto van Lodz en directe omgeving, naar KL Chelmno, waar zij werden vernietigd in 'gaswagens'. Van maart 1942 tot maart 1943.

Foto's:
GFH *
Archiwum GK Komise *
Yad Vashem *
Een deel van zijn kunstserie "Fourteen Stations/Hey Yud Dalet", zijn tentoongesteld in het Morris Museum in Morristown, New Jersey.
Bekijk de website van de kunstenaar: http://fermi.phys.ualberta.ca/~amk/galles/index.html

Bronnen:
Gutman, Israel, ed. Encyclopedia of the Holocaust, Macmillan Publishing Company, New York, 1990
Kogon, Eugen; Langbein, Hermann; Rückerl, Adalbert; eds. Nazi Mass Murder, Yale University Press, New Haven and London, 1993
DDR-Justiz, NS-Verbrechen Vol. IV, XIX, XXI, XXII
Bednarz, Wladyslaw. Oboz stracen w Chelmnie nad Nerem , Warszawa, 1946
Gulczynski, Janusz. Oboz smierci w Chelmnie nad Nerem, Konin, 1991
Dreßen, Willi; Klee, Ernst; Riess, Volker; eds. The Good Old Days, The Free Press, NY, 1988
www.shtetlinks.jewishgen.org/belchatow/

© ARC (http://www.deathcamps.org) 2006